Nog uitgeput van mijn tocht naar de grens van de vorige dag en tien uur lang in bussen te hebben gespendeerd, loop ik pas tegen middernacht de oprit op van Dong Que Homestay. In het noorden van Vietnam – ongeveer twintig minuten rijden vanaf de Chinese grens – ligt net buiten Ha Giang een piepklein dorpje waar allerlei etnische minderheden hun thuis hebben. De eigenaar van de homestay, Cong, heet me welkom en legt me kort uit wat de bedoeling is en al snel daarna mag ik naar mijn onderkomen, want de volgende ochtend om acht uur kan de pret al beginnen. In ruil voor vijf uur fysieke arbeid per dag word ik beloond met gratis onderdak en zowel lunch als avondeten wordt iedere dag voor me gemaakt. Ontbijt moet ik zelf klaarmaken, ‘because we are very busy’.
De volgende ochtend om half acht probeer ik er tevergeefs achter te komen waar, hoe en met wat ik mijn eigen ontbijt kan klaarmaken. Langs de rivier ligt het restaurant, maar de twee meiden die er aan het werk zijn weigeren mijn vraag te beantwoorden – zelfs als ik Google Translate erbij haal. Al snel schiet Tien, de echtgenote van Cong, te hulp en laat me zien hoe ik zelf noedels met ei kan klaarmaken. Mijn brein is een maand na vertrek uit Nederland nog altijd ingesteld om zo snel mogelijk te beginnen met werken, dus zodra ik Cong zie lopen, dek ik me vast in door te zeggen dat ik na het tandenpoetsen gelijk kan beginnen. Dat vindt hij kennelijk wel best en al snel mag ik beginnen om een grote hoeveelheid dood hout van de rivier helemaal naar de straatkant te dragen. Nadat ik ben begonnen komt Jorge, de Mexicaanse vrijwilliger, uit bed gekropen en na zijn ontbijt komt hij me helpen.
Al snel kom ik erachter dat ‘meedenken’ en ‘waarom’ twee concepten zijn waar Cong niet bekend mee is, tot grote opluchting voor mij en tot de ergernis van Jorge. Op de tweede dag krijgen we instructie om een stuk gras langs een beekje met grind te bedekken, zodat de kinderen daar kunnen spelen. Gedurende het vele zweten en heen en weer lopen met de kruiwagen, begint ons langzaam te dagen dat Cong maar om èèn ding geeft: de grote grindhoop die de oprit zijn karakter geeft, moet ten koste van alles verdwijnen. De rest van het grind mogen we op de parkeerplaats verspreiden. Dat dat op den duur allemaal door de regen weggespoeld zal worden, heeft geen verdere relevantie. Jorge is echter gewend aan ‘zinvol’ en ‘leuk’ werk en raakt nogal gefrustreerd. You must imagine Sisyphus happy, roep ik om hem moed in te praten. Ik ben vooral dankbaar dat ik nu zinloos werk mag doen met uitzicht op de bergen en de rijstterassen van Noord-Vietnam in plaats van de A15 bij Oosterhout.
Gelukkig is de werkdag niet al te lang; een bank om met een joint op neer te ploffen is niet beschikbaar, maar aan een waterval om iedere dag in te zwemmen en de was in te doen ontbreekt het hier niet. Bij terugkomst is er genoeg tijd om mijn boek te lezen en de blog bij te houden, want het avondeten is meestal pas tegen een uur of negen klaar. Aan de eettafel is er dan eindelijk ruimte om alle mysterieuze figuren die de hele dag het terrein op en af lopen te ontmoeten. Althans, zo hopen we aanvankelijk. Al snel blijkt op de norse en zichzelf gekeerde Cong niemand ook maar een woord Engels te spreken. Zodra hij zijn eten op heeft, loopt hij vlug zonder een woord te zeggen van tafel. Desondanks lijkt het, zeker op de langere termijn, prima mogelijk om een band op te bouwen met de anderen. Naast de vijf dikke vrouwtjes die de hele dag druk bezig zijn met het overheerlijke eten klaarmaken en de baby des huizes aan elkaar doorgeven, heeft Dong Que Homestay nogal een aantal andere kleuurijke karakters te bieden:
Lachende overgrootvader
De opa van de dertigjarige Tien mag dan wel overgrootvader zijn, iedere dag werkt hij keihard en zijn haren zijn nog niet aan het grijzen. Ergens verderop op de berg heeft hij zijn eigen boerderij, maar op de meeste dagen is hij overdag bij ons te vinden om hout te bewerken, bier te drinken en met een hilarisch, aan het achterlijke grenzend, toontje Vietnamees te praten. Op zijn verzoek leer ik hem tijdens de lunch een aantal Engelse woorden, zoals rain en ricewine. Al snel begint hij te lachen alsof hij doorheeft dat hij veel te oud is om een nieuwe taal te leren. Hij schijnt nogal benieuwd naar me te zijn en na een tijdje vraagt hij me via Google Translate: What do you do at home? Bij die vraag begin ik te lachen en antwoord dat ik geen huis meer heb. Hij kijkt me aan alsof ik totaal gestoord ben, maar als ik toelicht dat ik alles verkocht heb om naar hem toe te komen is alles weer goed. Zo het begin van een mooie vriendschap.
De vrouw die niet kan praten, maar wel koken
Tijdens het avondeten op de tweede avond, kom ik erachter dat een van de vrouwtjes die ik al de hele dag bezig heb gezien, nogal achterlijk is. Ze kan duidelijk niet praten, maar dat wil niet zeggen dat ze niet vol zit met expressie en vurige levenslust. Op bijna alles dat er gebeurt heeft ze commentaar; met haar armen maakt ze de wildste gebaren, ondersteund door een luid zeehond-achtig gekreun. Na een paar avonden voelt ze zich vertrouwd genoeg om haar levensverhaal te vertellen; ze maakt allerlei zelfverzonnen gebaren naar Tien, die alles begrijpt en het vervolgens aan ons uitlegt. She can’t speak, begint Tien. Zover waren ik en Jorge al wel, dus Tien vertaalt vervolgens haar verhaal zodat wij het kunnen begrijpen. In totaal is ze slechts èèn jaar naar school geweest, waarin ze vooral heeft geleerd om haar naam te schrijven. Ze is echter niet naar een normale school in de buurt gegaan, maar naar een for children with brain… not good! Dat ik net als haar op speciaal onderwijs heb gezeten, gelooft Tien natuurlijk niet.
Na een week door te hebben gebracht bij Dong Que Homestay, is wel duidelijk dat het tijd kost om iedereen goed te leren kennen. De vele dikke zussen die ik iedere dag zie, beginnen op het moment van schrijven pas langzaam los te breken en een vertaalapp te downloaden. De stokoude vrouwtjes met gebroken arm die de hele dag zitten te niksen, kunnen niet veel meer dan naar me glimlachen als ik oogcontact met ze zoek. Gelukkig heb ik nog ten minste twee weken de tijd om met deze mensen te leven en ondertussen krijg ik iedere dag enorm lekker te eten. To be continued.
Meeting the cast & crew of Dong Que Homestay: week #1
Still exhausted from my journey to the border the previous day and having spent ten hours on buses, I only arrive at Dong Que Homestay around midnight. Located just outside Ha Giang, in the north of Vietnam, about twenty minutes from the Chinese border, this tiny village is home to various ethnic minorities. Cong, the owner of the homestay, welcomes me and briefly explains what’s expected. Shortly after, I’m directed to my accommodation, as the fun starts at eight in the morning. In exchange for five hours of physical labor each day, I receive free lodging, and both lunch and dinner are provided daily. I have to prepare my own breakfast because, as Cong puts it, “we are very busy.”
The next morning, at half-past seven, I try in vain to figure out where, how, and with what I can prepare my own breakfast. The restaurant is along the river, but the two girls working there refuse to answer my question—even with the help of Google Translate. Fortunately, Tien, Cong’s wife, comes to the rescue and shows me how to make noodles with eggs. My brain, still tuned to start working as quickly as possible a month after leaving the Netherlands, prompts me to tell Cong that I can start right after brushing my teeth. Apparently, he’s fine with that, and I quickly begin carrying a large amount of dead wood from the river to the roadside. Jorge, the Mexican volunteer, joins me after getting up, and he helps after his breakfast.
Soon enough, I realize that “thinking along” and “why” are two concepts unfamiliar to Cong, much to my relief and Jorge’s frustration. On the second day, we’re instructed to cover a grassy area along a stream with gravel for the children to play. As we sweat and shuttle back and forth with the wheelbarrow, it slowly dawns on us that Cong cares about only one thing: the large pile of gravel that gives character to the driveway must disappear at all costs. The rest of the gravel can be spread in the parking lot. The fact that it will all be washed away by the rain eventually is of no further relevance. However, Jorge is used to “meaningful” and “fun” work, and he becomes quite frustrated. “You must imagine Sisyphus happy,” I shout to encourage him. I am mostly grateful that I get to do meaningless work with a view of the mountains and rice terraces of Northern Vietnam instead of the A15 near Oosterhout.
Fortunately, the workday is not too long, and though there’s no bank to sit on with a joint, there’s no shortage of a waterfall to swim in and do laundry every day. Upon returning, there’s plenty of time to read my book and update the blog because dinner is usually ready around nine o’clock. At the dinner table, there’s finally an opportunity to meet all the mysterious figures walking on and off the property all day—or so we hope initially. It quickly becomes apparent that Cong, the grumpy and introverted one, speaks not a word of English. Once he finishes his meal, he swiftly leaves the table without saying a word. Nevertheless, it seems quite possible, especially in the long run, to build a bond with the others. In addition to the five plump women busy preparing delicious food all day and passing the baby around, Dong Que Homestay has quite a few other colorful characters to offer:
- Laughing Great-Grandfather: The grandfather of thirty-year-old Tien may be a great-grandfather, but he works hard every day, and his hair has yet to turn gray. Somewhere further up the mountain, he has his own farm, but most days, he can be found with us during the day, working on wood, drinking beer, and speaking Vietnamese with a hilarious, almost ridiculous tone. At his request, I teach him a few English words during lunch, such as rain and rice wine. Soon, he begins to laugh as if realizing he is too old to learn a new language. He seems quite curious about me, and after a while, he asks me via Google Translate: “What do you do at home?” I laugh at that question and reply that I no longer have a home. He looks at me as if I’m completely insane, but when I explain that I sold everything to come to him, everything is fine. Thus, the beginning of a beautiful friendship.
- The Woman Who Can’t Speak but Can Cook: During dinner on the second evening, I find out that one of the women I’ve seen busy all day is mentally challenged. She clearly cannot speak, but that doesn’t mean she lacks expression and fiery zest for life. She has comments on almost everything that happens; with her arms, she makes the wildest gestures, accompanied by loud, seal-like groans. After a few evenings, she feels familiar enough to tell her life story; she makes various self-invented gestures to Tien, who understands everything and then explains it to us. “She can’t speak,” Tien begins. Jorge and I already figured that out, so Tien translates her story for us to understand. She attended school for only one year, where she mainly learned to write her name. However, she did not go to a regular school nearby but to one for children with brain… not good! Tien naturally doesn’t believe that I, like her, attended special education.
After spending a week at Dong Que Homestay, it’s clear that it takes time to get to know everyone well. The many plump sisters I see every day are slowly starting to break free at the time of writing and downloading a translation app. The very old women with broken arms, who sit idle all day, can do little more than smile at me when I make eye contact. Fortunately, I still have at least two weeks to live with these people, and in the meantime, I get to enjoy incredibly delicious food every day. To be continued.
Geweldig. Leef je leven!!!
Heel leukLennart, en weer hartstikke leuk geschreven! Hopelijk kun je lekker genieten van het goede eten en de mooie natuur!