De grote meerdaagse hiking-bender

Twee dagen in het Dali-fornia van Yunnan hebben me genoeg vertrouwen gegeven om met relatieve rust mijn weg door China te vervolgen. Waar ik slechts een paar dagen eerder kreunend van wanhoop op tafel lag door mijn geblokkeerde VPN, durf ik het nu wel aan om de volgende dag te gaan liften. Een ogenschijnlijk gemakkelijk karwei, aangezien de afstand naar Lijiang ‘slechts’ tweehonderd kilometer bedraagt. In het hostel geef ik een stuk karton dat ik in de stad op de kop heb getikt aan een dronken Chinees die me maar wat graag wil helpen om er met een zwarte stift free ride (搭便车) op te schrijven. Al snel wijst de eigenaar me er echter op dat het middelste teken een fout bevat, al zal iedereen die het leest wel gewoon begrijpen wat er staat.

De volgende ochtend ga ik dan ook met frisse moed met mijn bord aan de rand van de weg staan. Dat het moeilijker gaat dan in Vietnam verbaast me weinig, maar na een dik halfuur stopt er alsnog een vrolijke jongeman om me een kilometer of veertig op weg te helpen. Hij laat me nog even de kust van het grote Erhai-meer zien en vertelt van alles over zichzelf in uiterst gebroken Engels. Ook heeft hij het over het leven in China, dat volgens hem in de laatste jaren steeds geweldiger is geworden. De reden? Niemand heeft honger. Nadat onze wegen scheiden loop ik van de provinciale weg naar de paralelle ‘snelweg’ om daar een rit te vinden. Na driekwartier stopt een vrouw voor me die me een kleine honderd kilometer op weg kan helpen. We spreken af dat ze mij afzet zodra ik een andere kant uitga. Haar kat rijdt ook mee en rent met schrel gekrijs door de hele auto. Ik kan mijn lach niet bedwingen als de vrouw gewoon doorrijdt met een kat op het stuur – tot groot onbegrip van de bestuurdster. Na een tijdje vraag ik naar haar naam: My english name is… Potato! The food of the future! Ik besluit om hier maar niet dieper naar te vragen, en veel tijd krijg ik daarvoor ook niet; plotseling heeft ze namelijk besloten om me niet zoals afgesproken af te zetten, maar om me mee naar huis te nemen, vijftig kilometer van mijn route vandaan. Haar verklaring: het is God’s wil dat ik met haar meega. Enige tijd later sta ik dus vol frustatie in de hete zon aan de rand van een nagenoeg verlaten weg, met maar een wens: naar Lijiang geraken, en wel zo snel mogelijk.

Een aantal uur later ben ik dan eindelijk op de bestemming waar ik zo graag naartoe wilde: een vreselijk toeristisch historisch stadscentrum, gevuld met tien á twaalf soorten winkels gevuld met personeel dat met luid geschreeuw hun on-unieke product aan me probeert te verkopen. Het wemelt er van de jonge Han-Chinezen die hier gekomen zijn om zichzelf als Tibetaan te verkleden en zich in die outfit door een speciale service de hele dag te laten fotograferen. Ik heb er al snel genoeg van en trek me terug in het hostel. De volgende ochtend om half acht vertrek ik gelukkig alweer, met een door het hostel geboekte bus naar het startpunt van een tweedaagse hike door Tiger Leaping Gorge (虎跳峡), de diepste kloof ter wereld. Het pad begint op de helling van Haba Snow Mountain (5396M), met een spectaculair uitzicht op de tegenoverliggende Jade Dragon Snow Mountain (5596M) en het razende geluid van de onzichtbare rivier ergens in de diepte. Over het algemeen gekenmerkt als ‘zware’ hike leeft het steile, zigzaggende pad het eerste uur absoluut op aan deze titel. Overal lopen Chinezen met één nordicwalking-stok die ze zo nu en dan in de grond prikken van het ene fotomoment naar het volgende. Al snel begint het te dagen dat dit ook de reden is dat dit een tweedaagse hike genoemd wordt; wie namelijk gewoon op een normaal tempo loopt komt binnen zes tot acht uur bij het einde aan. Onderweg raak ik aan de praat met een Fransman en zijn Chinese vrouw. Alsof het vanzelfsprekend is ga ik met hen mee naar hun hostel, dat halverwege de route ligt. ’s Avonds kijken we samen omhoog naar de melkweg en maar liefst twee vallende sterren. Blij dat ik twee dagen heb uitgetrokken voor deze simpele hike van een halve dag val ik die avond in een diepe, vredige slaap. 

‘Dag twee’ weten we op rustig tempo binnen twee uur te voltooien. Aangekomen bij het eindpunt is het een paar uur wachten op de bus naar Shangri-La, een klein Tibetaans stadje dat toevallig buiten de provinciegrenzen van Tibet ligt, waardoor een speciale inreisvergunning en een gids niet nodig zijn. In het hostel informeer ik naar een fietsverhuur om de volgende ochtend naar het startpunt van de Abuji Cuo-hike te komen, een minder goed bezocht scenic spot zonder de geavanceerde en prijzige infrastructuur die op het gros van de Chinese trekpleisters aanwezig is. Wederom blijkt het uitvoerige research dat ik van tevoren heb gedaan volslagen zinloos, want de politie heeft drie dagen eerder uit ‘veiligheidsoverwegingen’ de toegang tot het dal afgesloten. De eigenaar vertelt dat er ook nog een langere route is naar het op 4300 meter hoogte gelegen meer en noemt vervolgens een lange waslijst aan (gemakkelijk te overbruggen) obstakels die het huren van een prijzige gids met transport absoluut noodzakelijk zouden maken. Vastbesloten om geen tachtig euro te betalen lukt het me om zijn vele excuses als ‘the road is bad’ lang genoeg te pareren en alle nodige praktische informatie te verkrijgen om mijn hike – waarop ik een recht denk te hebben – te kunnen doen. 

De volgende ochtend om kwart voor zes – anderhalf uur voor zonsopgang – begin ik dan ook onder de Tibetaanse sterrendeken op 3300 meter hoogte aan een lange fietstocht van zo’n vijfenveertig kilometer. Het gros van de weg loopt omhoog en op de helft van de zware tocht loop ik in een slaperig dorpje een lokaal binnen en roep: breakfast! Lachend geeft het personeel me een gratis kom instant noodles met hete thee. Aangesterkt begin ik aan de tweede helft van mijn lange weg. Pas om half tien heb ik de hike dan eindelijk gevonden, maar voordat ik begin neem ik even de tijd om wat flink wat water te drinken en gedroogd fruit tot me te nemen. Zo nu en dan kom ik wandelende Chinezen tegen die me hebben zien fietsen en willen weten of ik alleen ben. Na een tijdje haalt een uitzinnige vrolijke Tibetaan me in op zijn fiets. Spottend merkt hij de zuurstoftank op die ik voor alle zekerheid heb meegenomen; you don’t REALLY need that, do you? Rond het middaguur tref ik hem weer aan bij een opgeslagen tentenkamp, waar hij me uitnodigt voor Tibetaanse thee, brood en kaas met suiker. We blijken het over vrijwel alles in het leven volledig eens te zijn, zoals dat gondels die je een bergtop opbrengen een morele schande zijn en dat roken alleen dient om je handen bezig te houden. 

Des te langer ik de weg omhoog volg, des te steiler het pad wordt en des te harder het zuurstofgehalte keldert. Het laatste uur strompel ik met een snijdende wind in mijn gezicht op slakkentempo omhoog door een landschap dat zo onherbergzaam is, dat bomen en struiken er zelfs niet meer kunnen wortelen. Na een korte triomfantelijke overwinningsdans op 4500 meter hoogte peuzel ik nabij in een windstille hoek mijn bakje vegetarische sushi dat ik heb meegekregen op en vervolg mijn weg naar beneden. Na een aantal uur Chinezen inhalen stap ik – vlak voor het donker – op de fiets terug naar Shangri-La. Terug in het hostel ben ik vervuld van blijdschap: deels omdat ik het ongelijk van de eigenaar heb bewezen, maar vooral omdat het me is gelukt om zonder hoogteziekteverschijnselen de top te bereiken. 

The great hiking bender (AI)

Two days in the Dali-fornia of Yunnan have given me enough confidence to continue my journey through China relatively calmly. Where I lay on a table just a few days earlier, groaning in despair due to my blocked VPN, I now dare to hitchhike the next day. Seemingly an easy task, as the distance to Lijiang is ‘only’ two hundred kilometers. In the hostel, I hand a piece of cardboard that I managed to get in the city to a drunk Chinese man who is more than willing to help me write “free ride” (搭便车) with a black marker. However, the owner quickly points out that the middle character contains an error, although anyone reading it will still understand what it says.

The next morning, with fresh enthusiasm, I stand on the side of the road with my sign. It doesn’t surprise me that it’s more challenging than in Vietnam, but after a little over half an hour, a cheerful young man stops to help me for about forty kilometers. He shows me the coast of the large Erhai Lake and tells me all about himself in extremely broken English. He also talks about life in China, which, according to him, has become increasingly fantastic in recent years. The reason? No one is hungry. After our paths separate, I walk from the provincial road to the parallel ‘highway’ to find a ride. After three-quarters of an hour, a woman stops for me, who can help me for about a hundred kilometers. We agree that she will drop me off when I head in a different direction. Her cat also rides along and runs through the entire car with shrill cries. I can’t help but laugh as the woman continues to drive with a cat on the steering wheel – to the great confusion of the driver. After a while, I ask for her name: My English name is… Potato! The food of the future! I decide not to inquire further and don’t have much time for it anyway; suddenly, she has decided not to drop me off as agreed but to take me home, fifty kilometers away from my route. Her explanation: it is God’s will that I go with her. Some time later, I stand in frustration in the hot sun on the edge of a nearly deserted road, with only one wish: to get to Lijiang as quickly as possible.

A few hours later, I am finally at the destination I was eager to reach: a terribly touristy historic city center, filled with ten to twelve types of stores staffed with people loudly shouting to sell their non-unique products to me. It’s full of young Han Chinese who have come here to dress up as Tibetans and have themselves photographed all day in that outfit through a special service. I quickly get tired of it and retreat to the hostel. The next morning at half-past seven, fortunately, I leave again, taking a bus booked by the hostel to the starting point of a two-day hike through Tiger Leaping Gorge (虎跳峡), the deepest gorge in the world. The trail starts on the slope of Haba Snow Mountain (5396M), with a spectacular view of the opposite Jade Dragon Snow Mountain (5596M) and the roaring sound of the invisible river somewhere below. Generally characterized as a ‘difficult’ hike, the steep, zigzagging path definitely lives up to this title in the first hour. Everywhere, Chinese people with a single Nordic walking stick walk from one photo moment to the next. It soon becomes clear that this is also the reason why this is called a two-day hike; anyone walking at a normal pace will reach the end within six to eight hours. On the way, I start talking to a Frenchman and his Chinese wife. As if it’s natural, I go with them to their hostel, which is halfway through the route. In the evening, we look up at the Milky Way and even see two shooting stars. Glad that I have allocated two days for this simple half-day hike, I fall into a deep, peaceful sleep that night.

On ‘day two,’ we manage to complete it at a leisurely pace within two hours. Arriving at the endpoint, I have to wait for a few hours for the bus to Shangri-La, a small Tibetan town that happens to be outside the provincial borders of Tibet, so a special entry permit and a guide are not required. At the hostel, I inquire about bike rental to get to the starting point of the Abuji Cuo hike the next morning, a less-visited scenic spot without the advanced and expensive infrastructure present at most Chinese attractions. Once again, the extensive research I did beforehand turns out to be utterly useless because the police closed access to the valley three days earlier for ‘safety reasons.’ The owner tells me that there is also a longer route to the lake located at an altitude of 4300 meters and then lists a long list of (easily surmountable) obstacles that would absolutely necessitate hiring an expensive guide with transportation. Determined not to pay eighty euros, I manage to parry his many excuses long enough to get all the necessary practical information to do my hike – which I believe I have a right to.

The next morning at a quarter to six – an hour and a half before sunrise – I start under the Tibetan starry sky at an altitude of 3300 meters on a long bike ride of about forty-five kilometers. Most of the road goes uphill, and halfway through the difficult journey, I enter a local in a sleepy village and shout: breakfast! Laughingly, the staff gives me a free bowl of instant noodles with hot tea. Strengthened, I start the second half of my long journey. Only at half-past nine do I finally find the hike, but before I start, I take some time to drink plenty of water and eat dried fruit. Occasionally, I meet walking Chinese people who have seen me cycling and want to know if I am alone. After a while, an ecstatic and cheerful Tibetan overtakes me on his bike. Mockingly, he notices the oxygen tank that I brought along just to be sure; you don’t REALLY need that, do you? Around noon, I find him again at a stored tent camp, where he invites me for Tibetan tea, bread, and cheese with sugar. We turn out to agree on almost everything in life, such as gondolas that take you to a mountaintop being a moral disgrace and that smoking only serves to keep your hands busy.

The longer I follow the road uphill, the steeper the path becomes, and the lower the oxygen level drops. In the last hour, I stumble at a snail’s pace with a cutting wind in my face, ascending through a landscape so inhospitable that even trees and bushes can no longer root there. After a short triumphant victory dance at an altitude of 4500 meters, I devour my bowl of vegetarian sushi near a windless corner that I brought along and continue my way down. After overtaking several Chinese people for a few hours, I – just before dark – get on the bike back to Shangri-La. Back at the hostel, I am filled with joy: partly because I have proven the owner wrong, but mainly because I have managed to reach the top without experiencing symptoms of altitude sickness.

5 gedachten over “De grote meerdaagse hiking-bender”

    1. Wow Lennart, wat een verha weer! Ik kan me voorstellen dat je na zo”n belevenis toch wel een beetje euphorisch wordt. Geniet ervan!

  1. WOW Lennart. Een prachtig omschreven avontuur weer. Echt een feest om te lezen. Wat moet dat indrukwekkend geweest zijn. Hemels!!. Opnieuw bewonder ik je schrijfstijl en vooral ook je doorzettingsvermogen!!

Geef een reactie