Niet lang nadat ik mijn pot met slangengal tegen de hoest die ik van de apotheek heb gekregen heb omgeruild voor antibiotica gaat het in razendsnel tempo beter met me. De twee tot vier weken herstel waar ik me op ingesteld had blijken in werkelijkheid minder dan achtenveertig uur. Met alleen een droge hoest resterend verlaat ik dan ook binnen de kortste keren de rokerige vertrekken van het Xi’an Facebook Youth Hostel, op weg naar het beroemde terracottaleger. Ik mag dan wel genezen zijn van het nachtelijke luchthappen, van de mentale malaise die een solo-reis door de Volksrepubliek China met zich meebrengt ben ik nog niet verlost. Een van de tientallen steevast terugkerende frustaties – verouderde, pre-covid informatie over hoe je bij een beroemd trekpleister komt – treft me die eerste gezonde ochtend als een dolkslag.
Hoewel de talrijke Chinezen die naar deze plek gaan via hun eigen apps voorzien worden van actuele informatie, QR-codes en speciale kortingen, houd ik me als buitenlander vooral bezig met het gissen over waar de bus vertrekt, en of het wel zin heeft om te luisteren naar de instructies van een Chinees die overduidelijk willikeurig ergens heenwijst om van me af te zijn. Als ik er uiteindelijk achter kom dat het tegenwoordig de bedoeling is om met de metro de stad uit te gaan om bij het terracottaleger te komen lijkt alles geregeld. Daar aangekomen doorkruis ik het gigantische parkeerterrein om tussen de groepsleiders met vlaggen door bij de kaartverkoop te geraken. De entree is prijzig en erger nog, volgens WeChat Pay – het officiële online betaalmiddel dat iedereen door de strot geduwd krijgt – vormt mijn account een potentieël risico op fraude en diefstal: ik mag niet betalen. Aangezien dit haast dagelijks op willekeurige basis voorkomt – of het nu voor een simpele kop koffie, een metroticket of voor een toeganskaartje is – haal ik geïrriteerd mijn noodgevallen-cash uit mijn rugzak, tot het grote onbegrip van de kassamedewerker: Weixin? Alipay?
Er speelt echter nog meer ellende in mijn hoofd dan alleen mijn eeuwig doorsluimerende WeChat-problemen. In twee weken tijd heb ik weliswaar de prachtigste natuur gezien en geniet ik iedere dag van overheerlijk gekruid eten, toch voel ik een groot gemis dat als een donkere wolk boven mijn gemoedstoestand hangt. Een paar uitzonderingen als de rastafari van Yunnan daargelaten heb ik nauwelijks mensen gesproken en ik begin me inmiddels behoorlijk eenzaam te voelen. In tegenstelling tot de Vietnamezen lijken de Chinezen meer geïnteresseerd in de QR-codes op hun scherm dan in contact met een buitenlander als ik. Hoewel dit op zich ook de nodige rust geeft, valt het me enorm zwaar om totaal geen indruk te krijgen over hoe de mensen naar hun leven, de wereld en hun samenleving kijken. In plaats van tijdens het sightseeing in allerlei onverwachte situaties van verschillende omvang terecht te komen die elk een puzzelstuk vormen in het beeld van een land, zorgt de gepolijste sfeer die overal hangt – van de scenic spots tot de winkelstraten – voor een repetatief reisgevoel dat nauwelijks verschilt van het travel plan dat ik tijdens mijn visumaanvraag heb moeten opstellen.
De vraag is, wat doe ik met dit probleem? Uiteraard staat het me volledig vrij om de rest van mijn reis door China te vullen met het uitdenken van zoveel mogelijk creatieve zienswijzes op alles wat verkeerd en buitenlander-onvriendelijk is in dit immense land. Aangezien de lijst met voorbeelden nogal lang is, is dit verre van een onhaalbaar plan. Maar dan denk ik weer aan die onstilbare nieuwsgierigheid die ik van tevoren zo sterk voelde, en aan mijn wens om in het land van de meest inhumane lockdowns iets aan menselijkheid te vinden, tussen die oh zo ondoorgrondelijke bevolking. Om dat te kunnen doen moet ik kennelijk mijn talrijke en terechte frustraties opzij zetten en mijn energie steken in de kleine, alledaagse sensaties die nog niet door de overheid uit het straatbeeld zijn gewassen. Ik accepteer dat ik met niemand in de levendige straat van het hostel een interessant gesprek zal voeren en geniet van de groepjes kinderen die tussen de chagrijnige fruitverkopers doorrennen en de moeder die ’s avonds laat haar baby uit het raam hangt om vanuit de hoogte op de stoeprand te poepen. Mijn aanstaande vierdaagse bezoek aan Shanghai is daarnaast een uitstekende aanleiding om al mijn reserveringen voor de rest van de maand te annuleren en de couchsurfing-app te openen.
Na een paar berichten aan verschillende hosts heb ik een reactie terug van Brian en Gary, een echtpaar uit Schotland en de Filipijnen dat de eerste twee nachten wel een extra matras voor me vrij heeft. Op maandagochtend moet ik er echter weer vertrekken omdat beiden doordeweeks te druk zijn met hun vermoeiende baan als docent engels. De reis van Xi’an naar Shanghai blijkt een helse pijniging die begint met een starre spoorwegmedewerkster die drie minuten voor vertrek weigert mijn paspoort voor de derde keer te scannen. Niet alleen mis ik hierdoor de trein en moet ik drie uur wachten op de volgende – ’s avonds laat in Shanghai mis ik mijn aansluiting voor de laatste metro nadat de eerste verbinding om een onverklaarbare reden meer dan twintig minuten stil blijft staan. Noodgedwongen neem ik een taxi voor de prijs van ¥115 en het kost me bij aankomst bijna een halfuur aan helse gevechten met WeChat om de chauffeur zijn smak met geld te geven.
Gelukkig vind ik de volgende ochtend in Brian en Gary precies wat ik nodig heb; iemand die mijn frustraties niet alleen begrijpt, maar ook nog eens deelt. Na zeven jaar in China wonen is vooral Gary het leven hier in zijn geheel kotsbeu. De verplichte periodieke soatesten, haar- en bloedonderzoeken die een voorwaarde zijn voor een werkvergunning komen Brian de neus uit en zijn man doet er nog een schepje bovenop door het moderne China ‘Germany in 1939’ te noemen, een benaming die in zeker opzicht niet geheel onterecht is. Natuurlijk weten ze alles als geen ander met een goede grap en een lach weer te relativeren, maar over de beruchte lockdowns van Shanghai moeten ze toch nog het nodige kwijt. Een dikke, stalen ketting barricadeerde maandenlang de deur van het appartement. ledere ochtend om negen uur moest iedereen buiten in de rij gaan staan voor een zelftest met een resultaat dat in Alipay geregistreerd werd. Daarna zat iedereen weer achter slot en grendel en vlogen de drones langs het raam die alle inwoners van Shanghai eraan herinnerden dat ze gezond moesten blijven; dag in, dag uit. And people wonder why I’m a functioning alcoholic, voegt Gary er nog aan toe.
Met nieuw gewonnen frisse moed verhuis ik maandagochtend naar de volgende couchsurfing-host in een ander stadsdistrict, een oudere Chinese zakenman die David heet. Hij neemt me mee op een lange wandeling door zijn buurt en ik ontdek in hem een bedaarde, vriendelijke oude man die in zijn opvattingen mijn totale tegenpool is. Onderweg vraagt hij of ik zin heb om een kop koffie te halen, maar als blijkt dat ik een app moet downloaden om koffie te bestellen verdwijnt mijn caffeïnebehoefte als sneeuw voor de zon. That’s the difference between you Europeans and us, we Chinese actually embrace change, luidt David’s commentaar op mijn weerzin voor zinloze ‘vooruitgang’. ’s Avonds begint hij over zijn werkfilosofie, die haaks staat tegenover die van mij. Aan de eettafel vertelt hij hoe hij jarenlang voor Deloitte China achttien uren per dag werkte, waarvan tien volledig gratis. Als hij hieraan ook nog zijn volledige morele goedkeuring geeft, valt mijn mond open van verbazing.
De filosofische verschillen met David geven me de volgende dag genoeg om over na te denken; hoe kan het toch dat hij zo blij is dat smartphones werkelijk alle mogelijke handelingen vervangen? En lichaam en geest dagelijks zonder vergoeding prostitueren voor het belang van the company, en er ook nog dankbaar voor zijn? Een ding is alvast duidelijk: couchsurfing was dé oplossing voor mijn gevoel van disconnectie. Verrijkt met allerlei impressies probeer ik alles wat ik gezien en gehoord heb in de hogesnelheidstrein in een context te plaatsen. Ondertussen razen we met driehonderd kilometer per uur naar het laatste en meest noordelijke punt waar ik me in China aan zal wagen: de hoofdstad Beijing. Ik heb er zin in..
Mental healing in Shanghai (AI)
Not long after I exchanged the pot of snake gall, received from the pharmacy for my cough, for antibiotics, my health improves rapidly. The two to four weeks of recovery I had anticipated turn out to be less than forty-eight hours in reality. With only a lingering dry cough, I quickly leave the smoky premises of the Xi’an Facebook Youth Hostel on my way to the famous Terracotta Army. While I may have recovered from the nocturnal air struggles, I am still burdened by the mental malaise that comes with solo travel through the People’s Republic of China. One of the many recurring frustrations – outdated, pre-COVID information on how to get to a famous attraction – hits me on that first healthy morning like a dagger.
Although the numerous Chinese visitors to this place are provided with up-to-date information, QR codes, and special discounts through their own apps, I, as a foreigner, am mainly engaged in guessing where the bus departs and whether it makes sense to listen to a Chinese person who clearly points randomly to get rid of me. When I eventually find out that the current practice is to take the metro out of the city to reach the Terracotta Army, everything seems settled. Arriving there, I traverse the massive parking lot to reach the ticket sales amidst group leaders with flags. The entrance fee is high, and worse, according to WeChat Pay – the official online payment method imposed on everyone – my account poses a potential risk of fraud and theft: I am not allowed to pay. Since this happens almost daily on a random basis – whether it’s for a simple cup of coffee, a metro ticket, or an entrance ticket – I angrily retrieve my emergency cash from my backpack, much to the bewilderment of the cashier: Weixin? Alipay?
However, there is more distress in my mind than just my everlasting WeChat problems. In two weeks, I have seen the most beautiful scenery and enjoy deliciously spiced food every day, yet I feel a great void that hangs over my mood like a dark cloud. With a few exceptions, such as the Rastafarian in Yunnan, I have hardly spoken to anyone, and I am starting to feel quite lonely. Unlike the Vietnamese, the Chinese seem more interested in the QR codes on their screens than in contact with a foreigner like me. Although this also provides some peace, it weighs heavily on me not to get any insight into how people view their lives, the world, and their society. Instead of ending up in unexpected situations of various sizes during sightseeing, each forming a puzzle piece in the image of a country, the polished atmosphere everywhere – from scenic spots to shopping streets – creates a repetitive travel feeling that hardly differs from the travel plan I had to submit during my visa application.
The question is, what do I do with this problem? Of course, I am completely free to fill the rest of my trip through China with devising as many creative perspectives on everything that is wrong and unfriendly to foreigners in this immense country. Since the list of examples is quite long, this is far from an unattainable plan. But then I think again of that insatiable curiosity that I felt so strongly beforehand and my desire to find some humanity in the land of the most inhumane lockdowns, among those seemingly inscrutable people. To do that, apparently, I need to set aside my numerous and justified frustrations and channel my energy into the small, everyday sensations that the government has not yet washed out of the streets. I accept that I won’t have an interesting conversation with anyone on the lively street of the hostel and enjoy the groups of children running between the grumpy fruit sellers and the mother who hangs her baby out of the window late at night to poop from a height on the curb. Additionally, my upcoming four-day visit to Shanghai is an excellent opportunity to cancel all my reservations for the rest of the month and open the Couchsurfing app.
After a few messages to different hosts, I get a response from Brian and Gary, a couple from Scotland and the Philippines, who have an extra mattress for me for the first two nights. However, on Monday morning, I have to leave because both are too busy with their exhausting job as English teachers during the week. The journey from Xi’an to Shanghai turns out to be a hellish ordeal that begins with a rigid railway staff member who refuses to scan my passport for the third time three minutes before departure. Not only do I miss the train because of this and have to wait three hours for the next one – late in Shanghai, I miss my connection for the last metro after the first connection inexplicably remains stationary for more than twenty minutes. Forced to take a taxi for the price of ¥115, upon arrival, it takes me almost half an hour of hellish battles with WeChat to give the driver his money.
Fortunately, the next morning, I find exactly what I need in Brian and Gary; someone who not only understands but also shares my frustrations. After living in China for seven years, especially Gary is completely fed up with life here. The mandatory periodic STD tests, hair and blood tests that are a condition for a work permit, disgust Brian, and his husband goes a step further by calling modern China ‘Germany in 1939,’ a term that is not entirely unjustified in some respects. Of course, they know how to relativize everything with a good joke and a laugh, but they still have a lot to say about Shanghai’s infamous lockdowns. A thick steel chain barricaded the apartment door for months. Every morning at nine, everyone had to stand in line outside for a self-test with a result registered in Alipay. Then everyone was locked up again, and the drones flew past the window reminding all residents of Shanghai to stay healthy; day in, day out. And people wonder why I’m a functioning alcoholic, Gary adds.
With newfound fresh courage, I move to the next Couchsurfing host on Monday morning in another district, an older Chinese businessman named David. He takes me on a long walk through his neighborhood, and I discover in him a calm, friendly old man who is my total opposite in his views. Along the way, he asks if I’d like to get a cup of coffee, but when it turns out that I need to download an app to order coffee, my caffeine craving disappears into thin air. That’s the difference between you Europeans and us, we Chinese actually embrace change, is David’s comment on my aversion to pointless ‘progress.’ In the evening, he starts talking about his work philosophy, which is diametrically opposed to mine. At the dinner table, he tells how he worked for Deloitte China for eighteen hours a day for years, ten of which were entirely unpaid. When he also gives his full moral approval to this, my mouth drops open in amazement.
The philosophical differences with David give me plenty to think about the next day; how can he be so happy that smartphones have truly replaced all possible actions? And how can he prostitute body and mind daily without compensation for the benefit of the company and still be grateful for it? One thing is clear: Couchsurfing was the solution to my feeling of disconnection. Enriched with various impressions, I try to place everything I have seen and heard on the high-speed train into context. Meanwhile, we are racing at three hundred kilometers per hour to the last and most northern point in China I will venture to: the capital, Beijing. I am looking forward to it.