Toen ik vorige maand met een bacteriële longontsteking al zonnebadend op zoek ging naar een mooie workaway in Taiwan, kreeg ik al snel een positieve reactie van een advertentie met de titel Volunteer at our eco-village and learn about natural lifestyle in Changbin Taitung. Het leek allemaal perfect; de locatie was prachtig en ook afgelegen, het eten zou lekker zijn en wie extra werkt kon gratis gebruik maken van de nabije hotspring. Ik had voorgesteld om op 16 november te komen voor een periode van drie weken, maar mijn contactpersoon van het eco-village stelt voor om pas op maandag 20 november te komen omdat er anders te veel mensen zijn. Geen enkel probleem, lijkt me.
Op de zondagochtend voor mijn geplande aankomst bij het eco-village stap ik vlak na het ochtendgloren mijn tent uit om de slaap uit mijn ogen te wrijven, de lucht van Taroko National Park op te snuiven en mijn telefoon weer aan te zetten. Overnacht blijk ik te zijn overladen met berichtjes en gemiste oproepen van Senpo. Met veel uitroeptekens geeft hij aan dat hij in Kaiohsiung zit, een grote stad helemaal in het zuiden van Taiwan. Zonder uit te leggen waarom hij plotseling driehonderd kilometer verderop zit verzoekt hij mij met klem om zo snel mogelijk naar hem toe te komen, aangezien hij pas woensdagavond op zijn vroegst terug zal rijden naar Changbin. Als ik hem uitleg dat ik niet ver noordelijk van Changbin zit en me alleen verplaats door te liften, zegt hij doodleuk dat ik ook wel in één dag naar hem toe kan komen. Dat gaat me net iets te ver, maar om hem tegemoet te treden – mijn aanwezigheid in Kiaohsiung schijnt immers belangrijk genoeg om zo snel mogelijk te komen – beloof ik binnen twee dagen bij hem te zijn.
De reis ernaartoe is nauwelijks vervelend te noemen; onderweg verblijf ik een dag en een nacht in Dulan, een populair oord voor surfers en kunstenaars. Het lokale politiebureau staat erom bekend dat ieder die het netjes vraagt gratis zijn tent op het terrein mag opzetten, maar bij aankomst blijkt er een beleidswijziging te zijn geweest. Ik wordt doorverwezen naar een gratis camping aan het strand, uitgerust met douches, gratis drinkwater, electriciteit en zelfs een comfortabele bank om te genieten van het geluid van de zee, mijn boek en het aaien van een van de twintig katten die op het terrein wonen. De volgende middag lift ik met gemak naar Kiaohsiung om de mysterieuze Senpo eindelijk te ontmoeten. Rond half drie zet een groepje aboriginals dat me mee heeft genomen me af bij een metrostation in Kaohsiung, en een uur later sta ik voor Senpo’s deur. Er staat een gigantische pickup-truck op de oprit en de rolluiken zijn helemaal naar beneden. Geïrriteerd bel ik Senpo, die al snel naar beneden komt. Terwijl de rolluiken langzaam omhoog gaan doemt een tengere man op, met middellange grijze haren, een bril met grote glazen en een dik montuur en een blauwe skinny-jeans gecombineerd met slippers in blote voeten. De deur moet op krampachtige wijze zo snel mogelijk weer dicht, ‘vanwege de muggen’. Na een kort, oppervlakkig introgesprekje vraagt hij vrolijk: So, what will you do? You want to take a rest or have a look around?
Ondanks dat ik ergens in mijn achterhoofd zo mijn vermoedens had, ben ik met stomheid geslagen dat ze daadwerkelijk kloppen; deze man heeft mij willens en wetens helemaal voor niets naar Kiaohsiung laten liften, allemaal om de volgende ochtend weer precies dezelfde weg terug te rijden. Ik probeer mijn frustratie te uiten, maar het is glashelder dat dit hoe dan ook niet begrepen zal worden. Senpo vertelt dat er later op de avond ook nog een Japans meisje en een Taiwanese jongen komen die de volgende ochtend met ons mee terug naar Changbin zullen rijden. Even later ga ik de deur uit om door de buurt te wandelen en avond te eten, zonder een duidelijk antwoord van Senpo of hij die avond thuis is om me binnen te laten. Als ik hem na de maaltijd vraag of hij thuis is, waarschuwt hij me met klem dat ik absoluut geen vlees mee terug naar binnen moet nemen. Ook vraagt hij me of ik vegetarisch ben, maar op mijn antwoord krijg ik geen reactie.
Later die avond ontdek ik ook nog eens dat de andere vrijwilligers minstens zo gek zijn als Senpo; rond half elf wordt ik plotseling uit mijn slaap gerukt en zit er een moddervette Taiwanese jongeman in kleermakerszit voor mijn neus. Hij stelt zich voor als Yu-Chien, ook wel Joseph. Niet alleen blijkt hij enorm geïnteresseerd in vegetarianisme en eco-villages, maar ook in de Japanse vrijwilligster die een verdieping hoger slaapt. Hij heeft haar in Japan leren kennen en vervolgens overtuigd om met hem mee te komen naar Taiwan om meer over eco-villages te leren. Volgens hem heeft ze eigenlijk een vriend, maar dankzij zijn charmes en intelligentie heeft hij nu een relatie met haar. Hoewel het soms ook vermoeiend is zegt hij – ‘women are so… crazy… sometimes’ – sluipen ze die nacht het huis uit om op het strand te slapen, claimt hij vol trots. Omdat Senpo daar niets van mag weten heeft hij mijn telefoonnummer nodig, zodat hij mij ’s nachts wakker kan bellen en ik hem kan binnen laten. Dat weiger ik resoluut, en die nacht slapen we beiden gewoon in huis.
De volgende ochtend wordt ik gewekt door een luid schreeuwende Yu-Chien die aan de telefoon zit en een gestresste Senpo die om de paar minuten you better prepare door het huis heen kakelt. Waar Senpo en Yu-Chien twee warrige figuren met een groot ego en een totaal logistiek onvermogen zijn, lijdt het Japanse meisje aan een groot onvermogen om haar grenzen te trekken. Hopeloos wordt ze meegezogen in de achterlijke plannen van de twee. Hoewel het nauwelijks drieëneenhalf uur rijden is naar Changbin, begint om half elf een helse, veertienurige autorit waar iedereen als sardientjes tussen bergen aan spullen zit gepropt. Het duurt maar liefst vier uur om Kiaohsiung te verlaten, waarin Senpo nog van alles regelt, achter het stuur reels kijkt en midden op de snelweg stopt om aan de telefoon tegen iemand te schreeuwen. Iedere keer als hij weer instapt vergeet hij zijn gordel om te doen, waardoor de auto minutenlang een luid waarschuwingssignaal afgeeft. Dit vreselijke, voortdurende geluid blijkt hem niet in het geringste te deren, als een koe die totaal onverschillig staat tegenover de bromvlieg op haar oogbal.
De volgende ochtend is het eerste dat ik zie de enorme hoeveelheid troep die overal ligt in dit kleine ‘eco-village’, dat meer weg heeft van een kinderlijk clubhuis dat wordt bewoond door ‘volwassen’ mensen. Of dat nog niet genoeg is, legt Senpo vol trots uit hoe het ecotoilet werkt dat hij in elkaar heeft gezet. De geur verspreidt zich overal, want alle poep valt slechts dertig centimeter naar beneden. Immers is de maat vol en ik besluit zo snel mogelijk te vertrekken. Die middag vertelt het Japanse meisje me ook nog dat zij helemaal geen relatie heeft met Yu-Chien en dat Senpo dit project helemaal alleen uit heeft gedacht. De financiering komt uit zijn aandelen waar hij rijk mee is geworden. ’s Avonds laat hoor ik in bed aan hoe Yu-Chien en Senpo haar manipuleren om haar leven in Japan achter zich te laten en – in Yu-Chien’s idealistische verwoording – ‘van de hele wereld een eco-village te maken’.
De volgende ochtend biecht ik dan ook op dat ik het niet naar mijn zin heb en ’s middags zal vertrekken. Omdat hij graag meegaat in de stroom van het universum is hij helemaal niet boos. Even later gaan we het dorp in om te lunchen bij het vegetarische restaurant van zijn vrouw, volgens hem het enige vijfsterrenrestaurant van Changbin. (Goed hé?) Onder het eten blijft het stil totdat Senpo vraagt of ik ooit ziek ben geworden van corona en of ik gevaccineerd ben. Ik vertel hem dat ik maar één prik heb genomen om op reis te kunnen en dat corona niet gevaarlijk is voor jonge mensen. Good, antwoordt hij met een goedkeurende glimlach, waarna onze wegen scheiden.
Workaway nightmare: escape from Psycho Senpo (AI)
Last month, while sunbathing and recovering from a bacterial pneumonia, I was searching for a nice Workaway opportunity in Taiwan. Soon, I received a positive response from an advertisement titled Volunteer at our eco-village and learn about natural lifestyle in Changbin Taitung. Everything seemed perfect; the location was beautiful and secluded, the food promised to be delicious, and those who worked extra could enjoy the nearby hot spring for free. I had suggested arriving on November 16 for a three-week stay, but my contact from the eco-village proposed coming on Monday, November 20, to avoid too many people. No problem, I thought.
On the Sunday morning before my planned arrival at the eco-village, I stepped out of my tent just after dawn to rub the sleep from my eyes, breathe in the air of Taroko National Park, and turn my phone back on. Overnight, I had been bombarded with messages and missed calls from Senpo. With many exclamation marks, he indicated that he was in Kaohsiung, a large city in the south of Taiwan. Without explaining why he had suddenly traveled three hundred kilometers away, he urgently requested me to come to him as he wouldn’t return to Changbin until Wednesday evening at the earliest. When I explained that I was not far north of Changbin and relied on hitchhiking for transportation, he casually suggested that I could come to him in one day. That seemed a bit too much for me, but to meet him halfway—since my presence in Kaohsiung seemed important enough to come quickly—I promised to be there within two days.
The journey there was hardly unpleasant; along the way, I stayed a day and a night in Dulan, a popular destination for surfers and artists. The local police station was known for allowing anyone to set up their tent on the premises if asked politely, but upon arrival, there had been a policy change. I was redirected to a free campsite on the beach, equipped with showers, free drinking water, electricity, and even a comfortable bench to enjoy the sound of the sea, my book, and the company of one of the twenty cats living on the premises. The next afternoon, I easily hitchhiked to Kaohsiung to finally meet the mysterious Senpo. Around half-past two, a group of aboriginals who had given me a ride dropped me off at a metro station in Kaohsiung, and an hour later, I stood in front of Senpo’s door. There was a gigantic pickup truck in the driveway, and the shutters were completely down. Annoyed, I called Senpo, who quickly came down. As the shutters slowly went up, a slender man appeared, with medium-length gray hair, glasses with large lenses and a thick frame, and blue skinny jeans combined with slippers on bare feet. The door had to be closed as quickly as possible, ‘because of the mosquitoes.’ After a brief, superficial introductory conversation, he cheerfully asked, So, what will you do? You want to take a rest or have a look around?
Despite having suspicions in the back of my mind, I am stunned that they actually ring true; this man knowingly had me hitchhike all the way to Kaohsiung for nothing, just to drive back the same way the next morning. I try to express my frustration, but it is clear that this will not be understood in any way. Senpo explains that later in the evening, a Japanese girl and a Taiwanese boy will also come who will drive back to Changbin with us the next morning. Shortly afterward, I leave the house to walk around the neighborhood and have dinner, without a clear answer from Senpo on whether he will be home that evening. When I ask him after the meal if he is at home, he warns me emphatically not to bring any meat back inside. He also asks if I am vegetarian, but my answer receives no response.
Later that evening, I discover that the other volunteers are at least as peculiar as Senpo; around half-past ten, I am suddenly woken up, and a chubby Taiwanese guy is sitting cross-legged in front of me. He introduces himself as Yu-Chien, also known as Joseph. Not only is he extremely interested in vegetarianism and eco-villages, but also in the Japanese volunteer who sleeps on the floor above. He met her in Japan and then convinced her to come to Taiwan with him to learn more about eco-villages. According to him, she actually has a boyfriend, but thanks to his charm and intelligence, he now has a relationship with her. Although it is sometimes tiring, he says – ‘women are so… crazy… sometimes’ – they sneak out of the house that night to sleep on the beach, he proudly claims. Since Senpo must not know about it, he needs my phone number so that he can call me at night, and I can let him in. I flatly refuse, and that night we both sleep inside the house.
The next morning, I am awakened by a loudly shouting Yu-Chien talking on the phone and a stressed Senpo who runs through the house every few minutes, shouting: you better prepare! While Senpo and Yu-Chien are two confusing figures with big egos and a total logistical inability, the Japanese girl suffers from a great inability to set her boundaries. Hopelessly, she is sucked into the ridiculous plans of the two. Although it is hardly a three-and-a-half-hour drive to Changbin, a hellish fourteen-hour car ride begins at half-past ten, where everyone is cramped like sardines among mountains of stuff. It takes a whopping four hours to leave Kaohsiung, during which Senpo arranges all sorts of things, watches reels behind the wheel, and stops in the middle of the highway to shout on the phone. Every time he gets back in, he forgets to fasten his seatbelt, causing the car to emit a loud warning signal for minutes. This terrible, constant sound doesn’t seem to bother him in the least, like a cow totally indifferent to the fly on her eyeball.
The next morning, the first thing I see is the enormous amount of junk lying everywhere in this small ‘eco-village,’ which looks more like a childlike clubhouse inhabited by ‘adult’ people. As if that’s not enough, Senpo proudly explains how the eco-toilet he assembled works. The smell spreads everywhere because all the poop only falls thirty centimeters down. Having had enough, I decide to leave as soon as possible. That afternoon, the Japanese girl tells me that she has no relationship with Yu-Chien at all and that Senpo came up with this project all by himself. The funding comes from his stocks, which made him rich. Late at night, I hear in bed how Yu-Chien and Senpo manipulate her to leave her life in Japan behind and, in Yu-Chien’s idealistic words, ’turn the whole world into an eco-village.’
The next morning, I confess that I am not enjoying myself and will leave in the afternoon. Because he likes to go with the flow of the universe, he is not angry at all. Later, we go into the village to have lunch at his wife’s vegetarian restaurant, which he claims is the only five-star restaurant in Changbin. (Pretty good, huh?) It remains silent during the meal until Senpo asks if I have ever gotten sick from COVID-19 and if I am vaccinated. I tell him that I have only taken one shot to be able to travel and that COVID is not dangerous for young people. “Good,” he replies with an approving smile, and our paths separate.