Mijn twee weken workaway zitten er inmiddels op en terwijl ik bij Steve aankwam met de hike naar Jiaming Hu net achter de rug, heb ik voor precies na mijn vertrek toch nog een vergunning bemachtigd voor Yushan. De laatste ochtend in Alishan komen terwijl ik mijn rugzak inpak plotseling twee vrienden uit Kiaohsiung van Steve’s ‘tea farmer friend’ over de vloer. Eigenlijk wil ik vast het dorp in om proviand voor de volgende dag in te slaan – bij de berg is namelijk niets te krijgen – maar de twee enthousiaste oudjes zijn zó enthousiast dat mijn benen sterk genoeg zijn om Yushan te beklimmen, dat ik blijf plakken voor thee en de lunch. Ik wordt overladen met verpakte snacks die handig zijn om mee te nemen en, tot mijn grote schaamte, een envelop met daarin NT$2000 (ca. €60). Ik probeer een ogenblik te verwerken wat ik daar zie en doe een poging om dit extreem genereuze en onnodige cadeau terug te geven, zonder succes.
Later die middag sla ik in het dorp het overige eten en drinken in voor diezelfde avond en de gehele volgende dag. Aangezien iedereen die de top wil bereiken voor tien uur ’s ochtends zijn vergunning moet hebben laten zien bij de overvolle Paiyun Lodge, niet ver van de top, is er geen andere keus dan midden in de nacht in het donker met een hoofdlamp de berg op te lopen. Erg bijzonder, aangezien ik alles wat ik doe in de ogen van de mensen die ik tegenkom ontzettend gevaarlijk is, maar in het donker langs de afgrond lopen – wat ik liefst zou vermijden – is voor de Taiwanezen de normaalste zaak van de wereld. Om die reden kampeer ik die nacht naast het toilethuisje op de parkeerplaats van het nationaal park. Vlak voordat ik wil vertrekken check ik nog èèn laatste keer de weersvoorspelling; plotseling is de weersverwachting omgeslagen van ‘zonnig en bewolkt’ naar ‘regen’. Mijn vergunning kan, anders dan het weer, niet zomaar wijzigen en dus haal ik nog snel een regenponcho om mee te nemen.
Omdat het vanaf acht uur in de ochtend zal blijven regenen besluit ik extra vroeg te vertrekken, maar het weer in dit gebergte is nauwelijks te voorspellen en vanaf elf uur ’s avonds begint het al op mijn buitentent neer te plenzen. Meer dan twee uurtjes slaap weet ik er niet uit te krijgen en om kwart over drie bouw ik mijn tent tijdens een korte periode van lichte motregen af. In het toilethuisje heb ik een schoonmaakhok ontdekt en ik besluit mijn tent en mijn kleine rugzak met kleding en slaapmat daar te verstoppen om al dat gewicht niet de berg op hoeven te dragen. Inmiddels is de verwachting dat het rond de top tussen acht en elf droog is en met die wetenschap in mijn achterhoofd trotseer ik de constante regenbuien die worden afgewisseld met motregen, op weg naar de top. Om kwart voor acht wil ik na een kort ontbijt in de hut verder omhoog lopen, maar de weersvoorspelling is wèèr verslechterd. Mijn schoenen zitten vol water en ik weet dat er geen mooie uitzichten in het vooruitzicht liggen om alles goed te maken. Er zit niets anders op dan weer terug naar beneden te lopen, door de regen.
Aangekomen bij het toilethuisje open ik het hok en zie dat mijn tent nog op dezelfde plek ligt, evenals mijn rugzak die ik naast een leeg vat op de grond had gelegd. Ik merk op dat de rits aan de zijkant een stukje geopend is, sta er met mijn gare, natgeregende hoofd niet meer bij stil en vertrek om de berg af te liften, naar een dorpje zo’n vijftig kilometer verderop. Na een dik uur in de 7Eleven te hebben gezeten met een welverdiende kop koffie besluit ik een parkje op te zoeken om mijn tent op te zetten. De open rits schiet me weer te binnen en ik besluit nog even vlug te controleren of mijn slaapzak nog wel in de tas zit. Foetsie. Mijn direct gestresste hoofd is er zeker van: Taiwan kent geen dieven, en daarom moet mijn mat nog wel in het toilethuisje liggen. Als een malle ren ik ik naar de rand van het dorp, probeer tevergeefs een scooter te huren, en niet lang daarna beland ik bij mijn favoriete plek van het hele land: het lokale politiebureau. Om het allemaal nog erger te maken krijg ik daar te horen dat de weg tussen 17:30 en 07:00 gesloten is. Bij het horen van het woord ‘hotel’ bedank ik vriendelijk en begin, nog gestresster dan voorheen, onder hoge tijdsdruk naar de parkeerplaats te liften. Na een klein uur is mijn kartonnen bord tot moes geregend en hoewel ik voor een nog geopend hek sta, ben ik inmiddels uitgeput genoeg om de werkelijkheid onder de ogen te zien: het is hoog tijd om terug naar het dorp te gaan, daar een goedkoop bed te vinden en de volgende ochtend uitgerust en wel mijn slaapmat zoeken.
Terug bij het politiebureau wordt ik eerst nog overladen met cadeau’s: maar liefst twee bananen, een appel, tien bakken instant noodles, twee flessen water, drie koppen koffie èn een föhn. Eenmaal in het B&B dat de agenten hadden aanbevolen heb ik er al geen erg meer in om het ergste geval helemaal naar Chiayi te liften om bij Decathlon een nieuw exemplaar te kopen. Een van de andere gasten is zo vriendelijk om in het Chinees een oproep te doen in een Facebook-groep voor mensen die iets verloren zijn in Yushan Nationaal Park. De volgende ochtend lift ik in alle rust terug de berg op en na een klein uur is het moment van de waarheid aangebroken. Ik loop de parkeerplaats over, het toilethuis tegemoet, het schoonmaakhok in en tref daar heel veel schoonmaakspullen aan, maar geen slaapmat. Hij is dus inderdaad uit mijn rugzak gestolen, denk ik. Dat kan alleen het schoonmaakpersoneel geweest zijn. Ik zie helaas niemand om te beschuldigen en ga dus maar op zoek. In het schoonmaakhok van het toilethuisje voor de vrouwen dat vijftig meter verderop ligt tref ik twee tandenloze, oude schoonmakers aan die op hun telefoon porno zitten te kijken. Ze ontkennen echter en het duurt niet lang totdat ze – terwijl ik mijn beschuldigingen verder uittyp op Google Translate – weer op ‘play’ drukken en het gekreun weer opklinkt. Inmiddels vind ik het welletjes, want een nieuwe slaapmat kopen bij Decathlon én op dezelfde dag nog terugliften naar de plek waar ik eigenlijk naartoe wilde is veel realistischer dan dat ik hier op de parkeerplaats ook maar iets zal bereiken.
Toch blijft er nog iets knagen in mijn achterhoofd. Andere hikers waren het sowieso niet, en de schoonmakers lijken ook niet bepaald schuldig. En al waren ze het wel, waarom heb ik mijn tent dan nog? Die is immers tien keer zo duur. Voordat ik ga kijk ik nog even of ik een reactie heb ontvangen op mijn facebookoproep. En daar valt het kwartje: waarschijnlijk hebben de apen het meegenomen om te spelen, luidt de enige reactie. Plots schiet me weer te binnen hoe mijn hoofdlamp op de vooravond bij terugkomst bij mijn tent twee fonkelende ogen in de bosjes bescheen die vervolgens snel de berghelling afvluchtten. Dat verklaart waarom ik mijn tent nog heb, de rugzak precies genoeg geopend was om de slaapmat eruit te halen én het is in lijn met de werkelijkheid dat Taiwanezen niet in staat zijn tot diefstal. Kennelijk hadden de mensen in Nederland dus gelijk; ik wordt in Azië hoe dan ook beroofd! Alleen dan wel door een Taiwanese makaak en niet door een gangster met een geweer. Later koop ik er nog een slaapzak en een nieuwe supercompacte mini-rugzak bij, wat maar weer bewijst dat tegenslagen ervoor dienen om er sterker uit te komen. Dus kom van je bank af, koop een vliegticket en laat je eens bestelen door een makaak!
Disaster at Yushan National Park (AI)
My two weeks of Workaway have come to an end, and while I arrived at Steve’s with the hike to Jiaming Lake just behind me, I managed to obtain a permit for Yushan right after my departure. On the last morning in Alishan, while I’m packing my backpack, two friends from Kaohsiung suddenly drop by from Steve’s ’tea farmer friend.’ I actually want to head into the village to stock up on provisions for the next day – there’s nothing available at the mountain – but the two enthusiastic elderly gentlemen are so convinced that my legs are strong enough to climb Yushan that I stick around for tea and lunch. I am overwhelmed with packed snacks convenient for the journey, and, to my great embarrassment, an envelope containing NT$2000 (approximately €60). I try to process what I see and attempt to return this extremely generous and unnecessary gift, without success.
Later that afternoon, I buy the remaining food and drink for that evening and the entire next day in the village. Since everyone who wants to reach the summit must have shown their permit at the crowded Paiyun Lodge, not far from the top, before 10 a.m., there is no other choice than to walk up the mountain in the dark with a headlamp. It’s quite extraordinary, as everything I do seems incredibly dangerous in the eyes of the people I encounter. However, walking along the cliff edge in the dark, something I’d prefer to avoid, is the most normal thing in the world for the Taiwanese. For this reason, I camp that night next to the toilet house in the parking lot of the national park. Just before I want to leave, I check the weather forecast one last time; suddenly, the forecast changes from ‘sunny and cloudy’ to ‘rain.’ Unlike the weather, my permit cannot change so easily, and I quickly grab a rain poncho to take along.
Because it will continue to rain from 8 a.m., I decide to leave extra early. However, the weather in these mountains is hardly predictable, and from 11 p.m., it starts pouring on my tent. I manage to get only two hours of sleep, and at quarter past three, I dismantle my tent during a brief period of light drizzle. In the toilet house, I’ve discovered a cleaning closet, and I decide to hide my tent and my small backpack with clothes and sleeping mat there so that I don’t have to carry all that weight up the mountain. Meanwhile, the expectation is that it will be dry around the top between 8 a.m. and 11 a.m., and with that knowledge in mind, I brave the constant rain showers alternating with drizzle on my way to the top. At a quarter to eight, after a quick breakfast in the hut, I want to continue walking uphill, but the weather forecast has worsened again. My shoes are full of water, and I know there are no beautiful views ahead to make up for it all. There is no other option but to walk back down, in the rain.
Arriving at the toilet house, I open the closet and see that my tent is still in the same place, as is my backpack, which I had placed next to an empty barrel on the ground. I notice that the zipper on the side is slightly open, my worn-out, rain-soaked head doesn’t give it much thought, and I leave to hitchhike down the mountain to a village about fifty kilometers away. After spending over an hour in the 7-Eleven with a well-deserved cup of coffee, I decide to find a park to set up my tent. The open zipper comes back to me, and I quickly check to see if my sleeping bag is still in the bag. Gone. My instantly stressed head is sure of it: Taiwan has no thieves, and that’s why my mat must still be in the toilet house. Like crazy, I run to the edge of the village, unsuccessfully try to rent a scooter, and not long after, I end up at my favorite place in the whole country: the local police station. To make it all worse, I’m told that the road is closed between 5:30 p.m. and 7:00 a.m. When I hear the word ‘hotel,’ I politely decline and, even more stressed than before, start hitchhiking to the parking lot under high time pressure. After a short hour, my cardboard sign has turned to mush, and although I stand in front of a still-open gate, I’m now exhausted enough to face the reality: it’s high time to go back to the village, find a cheap bed there, and the next morning, well-rested, search for my sleeping mat.
Back at the police station, I’m first overwhelmed with gifts: no less than two bananas, an apple, ten cups of instant noodles, two bottles of water, three cups of coffee, and a hairdryer. Once in the B&B recommended by the officers, I no longer have the energy to think about going all the way to Chiayi to buy a new one at Decathlon. One of the other guests is kind enough to make a call in Chinese in a Facebook group for people who have lost something in Yushan National Park. The next morning, I hitchhike back up the mountain in peace, and after a short hour, the moment of truth has come. I walk across the parking lot, towards the toilet house, into the cleaning closet, and find lots of cleaning supplies but no sleeping mat. It has indeed been stolen from my backpack, I think. That could only have been the cleaning staff. Unfortunately, I don’t see anyone to accuse and decide to search. In the cleaning closet of the women’s toilet house fifty meters away, I find two toothless, elderly cleaners watching porn on their phones. However, they deny, and it doesn’t take long for them – while I’m typing out my accusations on Google Translate – to press ‘play’ again, and the moaning resumes. By now, I’ve had enough, as buying a new sleeping mat at Decathlon and hitchhiking back to where I actually wanted to go on the same day is much more realistic than achieving anything here in the parking lot.
However, there’s still something gnawing at the back of my mind. Other hikers weren’t the culprits, and the cleaners don’t seem guilty either. And even if they were, why do I still have my tent? It’s ten times more expensive, after all. Before I leave, I check to see if I’ve received a response to my Facebook call. And there it is: probably the monkeys took it to play, reads the only response. Suddenly, I remember how, on the eve of my return to my tent, my headlamp illuminated two sparkling eyes in the bushes that quickly fled down the mountainside. That explains why I still have my tent, the backpack was opened just enough to take the sleeping pad out, and it aligns with the reality that Taiwanese are not capable of theft. Apparently, people in the Netherlands were right; in Asia I will inevitably get robbed! Only it’s been done by a Taiwanese macaque and not a gangster with a gun. Later on, I buy a sleeping bag and a new super-compact mini-backpack in addition to a new sleeping pad, which proves once again that setbacks are meant to make you come out stronger. So get off your couch, buy a plane ticket, and let yourself be robbed by a macaque!