Zakenreis: Op ’n onbewoond eiland

Ik ben nog maar net vertrokken uit Tondo, of het volgende avontuur treedt alweer aan. Vlak voordat ik naar de Filipijnen vloog, meldde mijn Couchsurfing-host Nuki onverwachts dat hij nog ‘op een eiland’ zit en dus pas donderdagavond om negen uur thuis is. De volgende ochtend moet hij werken en is op zondag weer terug. Vlak nadat ik de kapsalon uitkom op donderdagmiddag krijg ik echter een berichtje dat hij zijn vlucht gemist heeft en er pas de volgende ochtend kan zijn. Oké dan, denk ik. Niet veel later komt hij plotseling met een wel heel uitzonderlijke vraag: Change of plans, do you want to go to a secret island tomorrow? Ik denk natuurlijk gelijk aan The Godfather: an offer I can’t refuse

De volgende ochtend lijkt het mysterieuze plan opnieuw in het water te vallen, want Nuki heeft zijn vlucht een tweede keer gemist. Hij heeft geen geld meer om nóg een vlucht te boeken, maar omdat hij ’s avonds sap moet verkopen in de buurt zegt hij even wat te regelen bij vrienden. Om zeven uur is hij weer thuis, en als ik anderhalf uur later ook terug ben van de zoektocht naar een nieuwe telefoon en een waterfilter heeft hij nog niets voorbereid voor zijn plannen om sap te gaan verkopen. Plotseling kom ik erachter dat hij zijn kraampje gaat opzetten bij een semi-illegale rave in de buurt. Hoewel we in eerste instantie pas tegen vieren vanuit daar met de bus richting het geheime eiland zouden vertrekken, blijkt de vertrektijd al snel wat eerder: om één uur al.Om het kraampje op te zetten heeft hij haast de helft van zijn meubels nodig. Omdat we ook nog moeten eten en de chauffeur die de hele inboedel moet gaan vervoeren nog twee uur rijden van ons verwijderd is, komen we pas rond middernacht op locatie aan. Het is nog niet echt druk, de muziek is wat matig en na een uur is er nog nauwelijks sap verkocht.

Tegen enen blijkt dat we ook wel om twee uur naar de bus kunnen gaan. Prima, lijkt me. Als we vertrekken is er tot Nuki’s verbazing nog steeds geen sap verkocht, want de meesten hebben veel meer behoefte aan een cuba libre of een discrete consumptie op het toilet. Op het busstation blijkt dat we de bus hebben gemist; we hadden om een uur moeten komen. Om zes uur in de ochtend wacht er een boot op ons, maar gelukkig vertrekt er om half drie nog een minibusje in de juiste richting. Het vele lopen door Manilla en het overschakelen van het rustige Taipei naar het chaotische Manilla heeft zijn tol op me geëist; het grootste deel van de reis blijf ik in een sluimerende slaapstand, om telkens als de bus ergens stopt een paar seconden lang te ontwaken.

Het is al licht buiten als Nuki me wakker schudt om in een tricycle te stappen naar de haven. Tot mijn verrassing is het relatief koud. Al rillend razen we tussen de met gouden zonlicht bestraalde rijstvelden door. Een kwartier later komen we aan in de haven, waar ik nog snel een tros bananen haal en naar de wc ga. Bij de boot staat een groep mensen al op ons te wachten. Een van de vrouwen steekt haar hand naar me uit en zegt: Hi, I am My. Het is zo vroeg dat ik niet door heb dat ze Vietnamees is en kan alleen denken: natuurlijk ben jij jou. Met zijn tienen stappen we de kleine boot op, die al helemaal volgeladen is met de enorme hoeveelheid tassen van de anderen. Terwijl we over de golven heen wiebelen in de richting van het eiland dat ver aan de horizon te zien is, probeert My voor de grap mijn telefoon uit mijn broekzak te stelen. Luid giechelend roept ze dat de enige plek waar je door een Vietnamees bestolen kunt worden de Filipijnen zijn. Ik geef haar geen ongelijk.

Tot mijn verbazing komen we pas negentig oncomfortabele minuten later op het eiland aan om alle spullen uit de boot te halen. Groepjes kinderen spelen met kleren aan in het water in de haven terwijl we wachten op de tricycles die ons (en de spullen) verder moeten brengen. Onder het ontbijt worden we lastig gevallen door een luid kreunende, zwakbegaafde jongen met X-vormige benen. De andere dorpelingen proberen hem tevergeefs weg te jagen. Eenmaal rijdend krijg ik van een Filipijns meisje de werkelijke aard van deze trip te weten. Ten eerste zijn we nog helemaal niet op het eiland van bestemming: het is nog een klein uur rijden naar de andere kant van het eiland, waar we opnieuw een bootreis van meer dan een uur moeten ondergaan om op een onbewoond eiland te geraken. Daar gaan we een nachtje kamperen met zijn allen, voor zakelijke doeleinden nog wel. Nuki is een festivalorganisator, en de anderen hebben hem ingehuurd om hen te helpen in maart een festival te organiseren op ’n onbewoond eiland. Nu gaan ze er vast naartoe om voorbereidingen te treffen.

Omdat ik alleen een eenpersoons tent heb, heeft Nuki zijn tweepersoons tent meegenomen. We zitten echter alsnog zonder tent, want na het missen van twee vluchten in vierentwintig uur tijd blijkt bij aankomst op het eiland dat hij de tent in het busje heeft laten liggen. Veel lijkt het hem niet te deren. Het piepkleine eiland heeft een prachtig wit strand en in het midden is een klein oerwoud met palmbomen dat we doorkruisen om aan de andere kant te komen. Daar staat een klein, door een tyfoon half verwoest hutje waar we gaan kamperen. Gelukkig blijkt er in dit hutje nog een oude tienpersoons tent te liggen en zijn we die nacht gewoon beschermd tegen de elementen. Er is ’s middags genoeg tijd om heerlijk te zwemmen en in de zon op een rots in slaap te dommelen. Ik kijk om me heen en bedenk dat het uitzicht – dat (nog) niet verpest is met enige vorm van ‘development’ –  er duizend jaar geleden precies hetzelfde uitzag. Tegen de avond maakt My in de hut kreeft klaar voor iedereen terwijl de rust druk bezig is allerlei zaken voor het festival te bespreken. En ik? Ik leg lekker op het strand, genietend van het geluid van de golven en de mooie gloed van de zonsondergang op het water en de palmbomen.

Na het avondeten is het al pikdonker en komt een warme sterrendeken tevoorschijn. Vuurvliegjes vliegen overal rond op het eiland. Met zijn allen verzamelen we hout voor een kampvuur dat met behulp van aardig wat gas uiteindelijk aangaat. Terwijl ik vredig de vlammen in staar en naar het knapperende bamboe luister, denk ik terug aan mijn bezoek aan Tondo op de voorgaande middag. Waar ik me gisteren nog in de ultieme hel bevond, ben ik ineens in het paradijs beland. Zouden de kinderen in Tondo ook ooit een keer mogen genieten van wat ik nu zie?

Business trip on a remote island (AI)

I’ve just left Tondo, and already the next adventure awaits. Just before flying to the Philippines, my Couchsurfing host Nuki unexpectedly informed me that he’s still “on an island” and won’t be home until Thursday evening at nine. The next morning, he has to work and will be back on Sunday. Shortly after leaving the hair salon on Thursday afternoon, I receive a message that he missed his flight and can only arrive the next morning. Okay then, I can only think. Not much later, he suddenly comes up with an exceptional question: Change of plans, do you want to go to a secret island tomorrow? I immediately think of The Godfather: an offer I can’t refuse

The next morning, the mysterious plan seems to fall through again, as Nuki has missed his flight for the second time. He doesn’t have money to book another flight, but since he has to sell juice in the neighborhood in the evening, he says he’ll arrange something with friends. By seven o’clock, he’s back home, and when I return an hour and a half later from searching for a new phone and a water filter, he hasn’t prepared anything yet for his plans to sell juice. Suddenly, I find out that he’s setting up his stall at a semi-illegal rave nearby. Although we were initially planning to take the bus to the secret island around four, it turns out the departure time is earlier: already at one o’clock.

Setting up the stall requires almost half of his furniture. Since we also need to eat and the driver who has to transport all the belongings is still two hours away from us, we only arrive at the location around midnight. It’s not very crowded yet, the music is mediocre, and after an hour, hardly any juice has been sold.

Around one o’clock, it turns out we can leave for the bus at two. Fine by me. To Nuki’s surprise, no juice has been sold yet when we leave, because most people are more interested in a Cuba Libre or discreet consumption in the toilet. At the bus station, we find out that we’ve missed the bus; we were supposed to be there at one. Luckily, there’s still a minibus departing at half past two in the right direction. The extensive walking in Manila and transitioning from tranquil Taipei to chaotic Manila has taken its toll on me; for most of the journey, I remain in a drowsy state, awakening only for a few seconds each time the bus stops.

It’s already light outside when Nuki wakes me up to get into a tricycle to the harbor. To my surprise, it’s relatively cold. Shivering, we speed through the rice fields bathed in golden sunlight. Fifteen minutes later, we arrive at the harbor, where I quickly buy a bunch of bananas and use the restroom. A group of people is already waiting for us at the boat. One of the women extends her hand to me and says: Hi, I am My. It’s so early that I don’t realize she’s Vietnamese and can only think: of course you’re you. The ten of us board the small boat, which is already loaded with the enormous amount of bags belonging to the others. As we sway over the waves towards the island visible far on the horizon, My jokingly tries to steal my phone from my pocket. Laughing loudly, she says the only place you can be stolen from by a Vietnamese is the Philippines. I can’t disagree with her.

To my surprise, it takes ninety uncomfortable minutes to reach the island and unload all the belongings from the boat. Groups of children play fully clothed in the water at the harbor while we wait for the tricycles to take us (and the belongings) further. During breakfast, we’re bothered by a loudly groaning, intellectually disabled boy with legs crossed like an X. The other villagers try unsuccessfully to chase him away. Once we’re on the move, a Filipino girl informs me of the true nature of this trip. Firstly, we’re not yet on the destination island: it’s another small hour’s drive to the other side of the island, where we’ll undergo another boat trip of over an hour to reach an uninhabited island. There, we’re going to camp together for a night, for business purposes, no less. Nuki is a festival organizer, and the others have hired him to help organize a festival on an uninhabited island in March. Now they’re going there in advance to make preparations.

Because I only have a single-person tent, Nuki has brought his two-person tent. However, we’re still without a tent because upon arrival at the island after missing two flights within twenty-four hours, it turns out he left the tent in the van. It doesn’t seem to bother him much. The tiny island has a beautiful white beach, and in the middle is a small jungle with palm trees that we traverse to get to the other side. There stands a small hut, half destroyed by a typhoon, where we’ll camp. Fortunately, there’s still an old ten-person tent in this hut, and we’re protected from the elements that night. There’s plenty of time in the afternoon to swim and doze off in the sun on a rock. I look around and realize that the view, not yet spoiled by any form of development, looked exactly the same a thousand years ago. In the evening, My prepares lobster for everyone in the hut while the rest are busy discussing various matters for the festival. And me? I lie on the beach, enjoying the sound of the waves and the beautiful glow of the sunset on the water and the palm trees.

After dinner, it’s already pitch dark, and a warm blanket of stars appears. Fireflies flutter everywhere on the island. Together, we gather wood for a campfire, which eventually ignites with the help of quite a bit of gas. As I peacefully stare into the flames and listen to the crackling bamboo, I think back to my visit to Tondo the previous afternoon. Where I found myself in the ultimate hell yesterday, I suddenly find myself in paradise. Will the children in Tondo ever get to enjoy what I see now?

1 gedachte over “Zakenreis: Op ’n onbewoond eiland”

Geef een reactie