’s Ochtends wordt ik wakker met het geluid van de razende golven en de bries door de palmen en stap mijn tent uit, het zwarte zand op. Inmiddels is het vaste prik geworden om zo wakker te worden in de Filipijnen; de laatste keer dat ik onder een plafond heb geslapen lijkt ver in het verleden te liggen. Het is een kilometer of drie langs de hutjes van de lokale bevolking lopen naar het dorpje Bulusan, waar de weg loopt om te gaan liften. Onderweg word ik begroet door de lokale mensen die in hun hutjes met hun ochtendritueel bezig zijn. Ik ben inmiddels lang genoeg in het land om te begrijpen dat het overgrote deel van de Filipijnen gewoon veilig is, en dat – verrassing – mensen juist heel vriendelijk zijn, en graag zien dat mensen op het strand kamperen.
Vandaag is het tijd om naar de haven van Matnog te reizen, het zuidelijkste punt van het eiland Luzon. Daar vertrekt een aantal keren per dag een ferry naar Allen, op het eiland Samar. Iedere stap die ik zet in richting van mijn bestemming Mindanao is een stap dichter bij de evenaar én een stap naar het zuidelijkste punt waar ik tot dan toe voet heb gezet. Bij de balie in de haven laat ik mijn zorgpas van OHRA zien voor studentenkorting. Naast vijftig peso’s korting hoef ik als ‘student’ ook geen terminal fee te betalen, wat dat ook moge betekenen. Aan boord is het nog een dikke twee uur wachten tot we eindelijk vertrekken. Gelukkig raak ik aan de praat met een theaterregisseur die vanuit Manilla op weg is naar een eiland aan de westkust van Samar om daar van zijn pensioen te gaan genieten.
Samar is een door toeristen weinig bezocht eiland met een binnenland dat door de heuvels en dikke vegetatie nauwelijks begaanbaar is. Aan de kust – en met name aan de kant van de Stille Oceaan – vind je echter prachtige witte stranden en rotsformaties waar geen kip komt. Historisch gezien is het de belangrijkste broedplaats geweest van de meeste opstanden tegen de koloniale machten; het is in Samar dat José Rizal en Andrés Bonifacio eind 19e eeuw hun opstand tegen de Spanjaarden begonnen. Sinds de jaren zestig kent het eiland de hoogste concentratie rebellen van de New People’s Army (NPA). Gelukkig zijn de gloriedagen van de rebellen lang voorbij en hoef je je als buitenlander nog maar weinig zorgen te maken.
Mijn nieuwe vriend van de ferry heeft flink wat kennissen voor me afgebeld en een bezoek aan zijn ex-student Jeremy Evardone uit het dorpje Palapag kan ik absoluut niet missen. ’s Avonds zet ik mijn tent op aan het strand op het eiland Laoang, niet ver van Palapag. Vanuit een eettent in de buurt blijkt plotseling dat ik al deze avond verwacht word in huize Evardone, maar vanwege de gevallen avond krijg ik geen toestemming meer om op bezoek te komen. Als ik de volgende ochtend aankom in het centrum van Palapag sta ik voor een grote opdracht, want er is me nooit verteld waar hij woont. Er zit niets anders op dan om de haverklap ‘JEREMY EVARDONE?’ in het rond te roepen. Steeds weer krijg ik het antwoord there; na ongeveer tien there’s sta ik bij de man voor de deur. Aanvankelijk is ons allebei niet precies duidelijk wat ik nu precies kom doen, maar gelukkig begrijpen we beiden dat de reden er niet toe doet. Wat wel belangrijk is, is om samen het ontbijt te delen en een kleine historische tour door het dorp krijgen.
Terwijl ik bij een man achter op zijn motorbike zit, zien we langs de weg plotseling meer dan honderd tricycles in het dichte palmenbos geparkeerd staan. Ik vraag of er een feestje aan de gang is, en uit zijn lange antwoord vang ik slechts twee woorden op: gambling en cockfight. Mijn brein vat direct vlam en ik vraag hem met grote gretigheid om me nu af te zetten zodat ik ernaartoe kan lopen. In het volgende dorpje blijkt ook een evenement te zijn waar hij me wel heen wil brengen. We lopen een smal bospad op langs wederom een menigte geparkeerde motorbike’s, en nog voordat ik vijftig peso’s entree heb betaald staart de enorme, driehonderdkoppige menigte me vol verbazing aan. Een groep mannen staat in een cirkel om een zestal hanen om hun met betelnootsap besmeurde gebit te ontbloten, peuken te roken en van alles naar elkaar te schreeuwen terwijl ze naar hun vechtershanen wijzen.
Een gevecht blijft uit, totdat we na twintig minuten verhuizen naar een heuse arena met houten tribune eromheen. Mijn aanwezigheid blijft ook voor de presentator niet verborgen en ik wordt – via de microfoon – gevraagd op welke haan ik mijn geld inzet. Ik wijs willekeurig naar de goudkleurige haan voor mijn neus en leg honderd peso’s in. Na een bruut gladiatorengevecht van maar liefst twintig seconden triomfeert mijn haan en de al opgewonden menigte barst uit van enthousiasme. Even later loop ik met mijn gewonnen geld het terrein af, weg van alle dieren die daar komen om te vechten en van de dieren die iedere zondag na de kerk hier komen gokken.
Een paar uur later krijg ik een lift van een man die me naar Borongan wil brengen, al moet hij me wel vlak voordat we de stad inrijden eruit laten. Hij is namelijk de persoonlijke chauffeur van een lokale politica, die zelfs op zijn vrije dag van hem verlangt om rondgereden te worden. Hij heeft geld nodig om melk te kunnen betalen voor zijn babydochtertje, dus zelfs als hij ziek of vrij is durft hij zijn baas niet af te wijzen. Zijn verhaal is zo schrijnend en walgelijk tegelijk dat ik hem mijn winst van het hanengevecht in de hand druk. Als hij me de auto uitlaat, vraagt hij heel voorzichtig of ik eventueel nog een extra honderd peso’s kan missen. Dat kan ik zeker; hij kreunt van geluk en roept dat ik dus een echte blogger ben. Zijn gezicht vergeet ik nooit meer.
Die avond slaap ik op een klein stukje zand in een rotsige kust, waar ik ’s ochtends voor de zoveelste dag op rij op de best mogelijke manier mijn dag begin. Om zeven uur schijnt de zon al stevig; een buitenkansje om mijn kleren in de oceaan te wassen en op een nabije rots te drogen te leggen. In de middag vertrek ik naar Calicoan Island, het zuidelijkste punt van Samar. Inmiddels ben ik al zovaak door surfersdorpjes heengereden – in Taiwan en de Filipijnen – dat ik mijn kans schoon zo om het surfen eens een kans te geven. Natuurlijk word ik gewaarschuwd voor de mogelijke kwallensteken (of in de woorden van de surfinstructeur, blue balls). Uiteraard sla ik dat de wind in, en na een paar keer proberen surf ik met mijn eerste golf mee in richting van het strand. Met surfen op het leven ben ik tijdens deze reis wel bekend, maar nu ook met surfen op de golven van de oceaan.
Cockfight gambling in Samar (AI)
In the morning, I wake up to the sound of the roaring waves and the breeze through the palms, and step out of my tent onto the black sand. It has become a routine to wake up like this in the Philippines; the last time I slept under a ceiling seems to be far in the past. It’s about three kilometers walk along the huts of the local population to the village of Bulusan, where the road runs to hitchhike. Along the way, I am greeted by the local people who are busy with their morning rituals in their huts. I have been in the country long enough to understand that the vast majority of the Philippines is safe, and that – surprise – people are very friendly and like to see people camping on the beach.
Today, it’s time to travel to the port of Matnog, the southernmost point of Luzon Island. From there, a ferry departs several times a day to Allen, on Samar Island. Every step I take towards my destination of Mindanao is a step closer to the equator and a step to the southernmost point I have set foot on so far. At the counter in the port, I show my OHRA (The name of my previous health insurance) student discount card. In addition to a fifty-peso discount, I don’t have to pay a terminal fee as a ‘student’, whatever that means. On board, there’s still a wait of over two hours before we finally depart. Fortunately, I strike up a conversation with a theater director who is on his way from Manila to an island on the west coast of Samar to retire.
Samar is a little-visited island by tourists, with an interior that is hardly accessible due to hills and thick vegetation. However, along the coast – especially on the side of the Pacific Ocean – you find beautiful white beaches and rock formations where no one comes. Historically, it has been the most important breeding ground for most uprisings against colonial powers; it is in Samar that José Rizal and Andrés Bonifacio began their uprising against the Spaniards in the late 19th century. Since the 1960s, the island has had the highest concentration of rebels from the New People’s Army (NPA). Fortunately, the glory days of the rebels are long gone, and as a foreigner, you have little to worry about.
My new ferry friend has called quite a few acquaintances for me, and a visit to his ex-student Jeremy Evardone from the village of Palapag is an absolute must. In the evening, I pitch my tent on the beach on Laoang Island, not far from Palapag. Suddenly, from a nearby food stall, I find out that I am expected at the Evardone household this evening, but due to the fallen night, I am not allowed to visit anymore. When I arrive in the center of Palapag the next morning, I am faced with a big challenge because I was never told where he lives. There’s nothing else to do but to constantly shout ‘JEREMY EVARDONE?’ around. Each time, I get the answer there; after about ten there’s, I stand in front of the man’s door. Initially, neither of us is exactly sure why I’m here, but fortunately, we both understand that the reason doesn’t matter. What is important is to share breakfast together and get a small historical tour of the village.
As I ride on the back of a man’s motorbike, we suddenly see more than a hundred tricycles parked in the dense palm forest along the road. I ask if there’s a party going on, and from his long answer, I only catch two words: gambling and cockfighting. My brain immediately catches fire, and I eagerly ask him to drop me off so I can walk there. In the next village, there’s also an event where he’s willing to take me. We walk up a narrow forest path past another crowd of parked motorbikes, and before I even pay fifty pesos entrance fee, the huge, three hundred-headed crowd stares at me in amazement. A group of men stands in a circle around six roosters, baring their betel nut-stained teeth, smoking cigarettes, and shouting at each other while pointing at their fighting cocks.
A fight ensues, until we move to a real arena with wooden stands around it after twenty minutes. My presence is also not unnoticed by the presentor, and I am asked via the microphone on which cock I’ll bet my money. I randomly point to the golden-colored rooster in front of me and put in a hundred pesos. After a brutal gladiatorial fight of no less than twenty seconds, my rooster triumphs, and the already excited crowd bursts with enthusiasm. Shortly after, I walk away with my winnings, away from all the animals that come there to fight and from the animals that come here to gamble after church every Sunday.
A few hours later, I get a lift from a man who wants to take me to Borongan, although he has to drop me off just before we enter the city. He is the personal driver of a local politician, who even on his day off expects him to drive her around. He needs money to be able to buy milk for his baby daughter, so even if he’s sick or off-duty, he doesn’t dare to refuse his boss. His story is so poignant and disgusting at the same time that I press my winnings from the cockfight into his hand. As he lets me out of the car, he asks very cautiously if I could spare an extra hundred pesos. I definitely can; he groans with happiness and declares that I’m a true blogger. I’ll never forget his face.
That evening, I sleep on a small piece of sand on a rocky coast, where for the umpteenth day in a row, I start my day in the best possible way. By seven o’clock, the sun is already strong; an opportunity to wash my clothes in the ocean and lay them out to dry on a nearby rock. In the afternoon, I head to Calicoan Island, the southernmost point of Samar. By now, I’ve driven through surfer villages so many times – in Taiwan and the Philippines – that I seize the opportunity to give surfing a try. Of course, I’m warned about the possible jellyfish stings (or in the words of the surf instructor, blue balls). Naturally, I ignore that warning, and after a few tries, I surf with my first wave towards the beach. I’m familiar with surfing on life during this journey, but now I’m also familiar with surfing on the waves of the ocean.
Heerlijk om je verhalen weer te lezen Lennart! Wat een genot om op deze manier met je mee te liften op je reisavonturen en je gevoel van vrijheid! “ik kan me niet herinneren wanneer ik voor ’t laatst onder een plafond heb geslapen”…..Zoiets zeg je…..Ik weet zeker dat ik alles wat je doet en omschrijft niet zou durven, maar bij zo’n zin kan ik me voorstellen hoe jij je moet voelen. Geniet nog maar lekker door!