Welkom in de jungle

Mijn eerste echte werkdag is eindelijk aangebroken en ik maak me ’s ochtends vroeg opweg naar mijn nieuwe werkgever. Althans, dat hoop ik: ik kom immers om twee maanden in te vallen, en als ik het goed doe zullen ze me zeker houden… Vastbesloten om er het beste van te maken zoef ik ’s ochtends door de drukke ochtendspits van Hanoi. Na het oversteken van een smalle, oeroude brug naar de overkant van de Rode Rivier stuit ik al snel op een typisch smal en hoog Vietnamees pand in moderne stijl. Voor de deur bevindt zich een klein perkje kunstgras met een hek eromheen. In groen, blauw en rood schitteren erboven de letters: AMON KINDERCARE. Hier moet ik wezen.

Binnen kondig ik mezelf aan als de ‘cover teacher’ – wat volgt is een lang gesprek in het Vietnamees waarin het woord cover herhaaldelijk tussendoor klinkt. Ik moet een app downloaden om dagelijks in- en uit te checken. Vervolgens word ik naar de vijfde verdieping geleid, waar ik voortaan iedere ochtend voor de les de juiste flashcards uit mijn la kan halen. Wat volgt is vijf lessen van een halfuur in de ochtend van kwart voor negen tot kwart over elf. Evenals de meeste volwassen Vietnamezen gaan de kinderen vervolgens voor een middagdutje en mag ik naar huis. Om twee uur word ik opnieuw verwacht om nog eens vier lessen te verzorgen, van maandag tot en met vrijdag.

De eerste les begint en ik moet niet alleen vijftien luid door elkaar kakelende driejarigen beheersen, maar ook nog eens – en dit blijkt later de grotere uitdaging – twee tot drie chagrijnige, ongemotiveerde assistentes. Aan het begin van iedere les werk ik samen met de leerlingen aan het uitbreiden van mijn kleuterliedjesrepertoire; we gaan alles af, van One little finger tot Baby Shark en Five little ducks. Hoewel de meeste kinderen in eerste instantie nog sceptisch lijken over de nieuwe (lange!) leraar met het haar in het gezicht, weet ik met mijn energie tijdens het dansen en zingen de sympathie van de kinderen één voor één te winnen. Niet alleen erg leuk, maar ook belangrijk: wie de kinderen blij maakt, zorgt namelijk ook voor tevreden en betalende ouders. Via deze strategie probeer ik ervoor te zorgen om een nieuwe zoektocht naar werk over twee maanden te vermijden.

In alle klassen gaat het me goed af: de kinderen zijn blij om me te zien. De high-fives vliegen in het rond. De kinderen me vol enthousiasme hun geknutselde werkjes zien, of ze komen pochen over het aantal sterren voor goed gedrag ze hebben verdiend. Maar al te graag wijzen de kinderen op hun T-shirts, hongerig voor mijn goedkeuring. Of er nu spiderman opstaat of helemaal niets, en hoe vaak ik het al wel niet heb gezien: ik uit iedere keer weer mijn enthousiasme. De afschrikwekkende werking van mijn  lengte is inmiddels verdwenen als sneeuw voor de zon. Binnen slechts een paar weken heb ik nog geen vijf seconden na het betreden van het lokaal een meute kleuters voor mijn voeten die zich verdringen om opgetild te worden. De blik in hun ogen als ze voor heel even hun klaslokaal vanaf mijn hoogte kunnen waarnemen is hartverwarmend, al is het niet altijd even gemakkelijk om ze weer veilig naar de grond te brengen met tien andere kinderen onder hen die ook aan de beurt willen komen…

Net zo gezellig als het is met de kinderen, zo ongezellig is het meestal ook met het personeel. Hoewel vrijwel alle scholen in Vietnam er een handje van hebben om promotiefoto’s- en filmpjes te maken van de kinderen, heeft Amon Kindercare deze gewoonte tot een haast onuitstaanbare frequentie omhoog geschroefd. De assistentes – die allemaal geen woord Engels spreken – schamen zich totaal niet om de les te onderbreken om de kinderen net zo goed te laten poseren voor de foto als ik. Dat de kinderen acht keer opnieuw hetzelfde moeten zeggen totdat het moment goed is vastgelegd, is aan de orde van de dag. Wanneer de kinderen moeite hebben om ‘fotogeniek’ te staan, is een klap op de rug met een tamboerijn vaak de oplossing.

Als begin mei de toetsperiode aanbreekt, bereikt de fotografeerdrang van het personeel ondraaglijke hoogtes. Na zes weken iedere dag dezelfde lessen verzorgen, blijkt dat zowel de assistentes als het management niet het flauwste benul heeft wat de kinderen – of moet ik zeggen, klanten – allemaal geleerd hebben. De vragen die ik aan de kinderen moet stellen zijn vaak van een niveau dat de leeftijdsgroep nog helemaal niet geleerd heeft. De oplossing? Voordat de camera weer begint te rollen alles voorzeggen, en na een paar takes klappen uitdelen. Midden in de ‘toets’ worden we steeds weer onderbroken, want de assistente heeft weer een idee hoe de ouders nóg beter bedrogen kunnen worden. Al leggen ze dat natuurlijk niet in het Engels uit, want dat spreekt zelfs het management niet – laat staan een onderbetaalde assistente.

Dat klinkt wellicht allemaal niet bepaald leuk, toch maakt de oprechtheid van al die vriendelijke kinderen veel goed. Daarnaast ligt de standaard wat betreft werk voor mij nogal laag. Hoeveel de assistentes ook door blijven kakelen als ik net alle kinderen in mijn eentje stil heb gekregen, hoe verkeerd het vele fotograferen ook is en hoe gierig het management wel niet is: het is allemaal minder erg dan terug naar Nederland gaan. Ik kan ieder moment terugvliegen, en voor een lager uurloon dan in Vietnam op een reachtruck gaan zitten met een groep dronken Polen, in plaats van iedere ochtend Wheels on the bus zingen met een groep kleuters. Ik kan altijd weer minstens veertig uur per week gaan werken en nauwelijks geld overhouden in plaats van vijfentwintig uur per week werken en flink sparen. De gedachte dat ik nog nooit zo’n geweldige, knotsgekke baan heb gehad als deze, houd me dan ook overeind.

Het is niet lang meer tot de twee maanden erop zitten en ik begin na te denken wat er voor me in het verschiet ligt. De kinderen zijn blij, dus zullen ze me aannemen? Ik stuur Alex een bericht en ja hoor: they want u teach long-term bro. Daarmee valt een enorme last van mijn schouders: ik heb definitief een plekje veroverd in het onderwijs van Vietnam. En ik durf inmiddels wel te zeggen dat ik – wonderbaarlijk genoeg – mijn werk nog best prima doe ook. Nu is het tijd om lekker door te werken bij Amon Kindercare, diep adem te halen en alles op alles te zetten om nog voor de start van het nieuwe schooljaar een fatsoenlijkere baan te vinden…

Welcome to the jungle

My first real workday has finally arrived, and early in the morning, I set out for my new employer. At least, that’s what I hope: after all, I’m here to fill in for two months, and if I do well, they’ll certainly keep me… Determined to make the best of it, I zoom through the busy morning rush hour of Hanoi. After crossing a narrow, ancient bridge to the other side of the Red River, I soon come across a typical narrow and tall Vietnamese building in a modern style. In front of the door, there is a small patch of artificial grass with a fence around it. In green, blue, and red letters above it shines: AMON KINDERCARE. This is the place.

Inside, I introduce myself as the ‘cover teacher’—what follows is a long conversation in Vietnamese where the word ‘cover’ is repeatedly interspersed. I need to download an app to check in and out daily. Then I’m led to the fifth floor, where I can pick up the right flashcards from my drawer every morning before class. What follows are five half-hour lessons in the morning from a quarter to nine until a quarter past eleven. Like most adult Vietnamese, the children then take a nap, and I can go home. At two o’clock, I’m expected back to give four more lessons, from Monday to Friday.

The first lesson begins, and I have to manage not only fifteen loudly chattering three-year-olds but also— and this turns out to be the bigger challenge— two to three grumpy, unmotivated assistants. At the start of each lesson, I work with the students to expand my repertoire of children’s songs; we cover everything from One Little Finger to Baby Shark and Five Little Ducks. Although most of the children initially seem skeptical about the new (tall!) teacher with hair in his face, I win their sympathy one by one with my energy during dancing and singing. Not only is it a lot of fun, but it’s also important: making the children happy means satisfied, paying parents. This strategy is my way of trying to avoid another job search in two months.

Things go well in all the classes: the children are happy to see me. High-fives are everywhere. The children eagerly show me their crafted works, or they come bragging about the number of stars they’ve earned for good behavior. They are eager to point out their T-shirts, hungry for my approval. Whether it’s Spiderman on it or nothing at all, and no matter how often I’ve seen it, I express my enthusiasm every time. The intimidating effect of my height has disappeared like snow in the sun. Within just a few weeks, I can’t even set foot in the classroom without a crowd of toddlers at my feet, clamoring to be lifted. The look in their eyes as they get a brief view of their classroom from my height is heartwarming, although it’s not always easy to safely lower them with ten other children waiting for their turn…

As enjoyable as it is with the children, it’s just as unpleasant with the staff. While virtually all schools in Vietnam have a habit of taking promotional photos and videos of the children, Amon Kindercare has ramped this up to an almost unbearable frequency. The assistants—who don’t speak a word of English—don’t hesitate to interrupt the lesson to pose the children for photos as well as me. It’s a daily occurrence for the children to have to repeat the same thing eight times until the moment is perfectly captured. When the children struggle to ‘look photogenic,’ a slap on the back with a tambourine is often the solution.

When the testing period begins in early May, the staff’s photo frenzy reaches unbearable heights. After teaching the same lessons every day for six weeks, it becomes clear that neither the assistants nor the management have any idea what the children—or should I say, customers—have learned. The questions I have to ask the children are often at a level that the age group hasn’t learned yet. The solution? Before the camera starts rolling again, everything is pre-taught, and after a few takes, applause is given. In the middle of the ‘test,’ we are constantly interrupted because the assistant has another idea on how to better deceive the parents. Of course, they don’t explain it in English, because not even the management speaks it—let alone an underpaid assistant.

It might not sound very fun, but the sincerity of all those friendly children makes up for a lot. Besides, the work standards for me are quite low. No matter how much the assistants keep chattering when I’ve just managed to quiet all the children on my own, no matter how wrong the excessive photographing is, and no matter how stingy the management is: it’s all less bad than going back to the Netherlands. I can fly back at any moment and sit on a reach truck with a group of drunk Poles for a lower hourly wage than in Vietnam, instead of singing Wheels on the Bus with a group of toddlers every morning. I can always go back to working at least forty hours a week and barely saving any money, instead of working twenty-five hours a week and saving a lot. The thought that I’ve never had such an amazing, crazy job as this one keeps me going.

It’s not long before the two months are up, and I start thinking about what lies ahead for me. The children are happy, so will they hire me? I message Alex and, sure enough: they want u teach long-term bro. A huge weight falls off my shoulders: I’ve secured a place in Vietnam’s education system. And I dare say that—surprisingly enough—I’m actually doing a pretty good job. Now it’s time to keep working at Amon Kindercare, take a deep breath, and do everything I can to find a more decent job before the new school year starts…

Geef een reactie