Avonturen in de bergen van Luzon

Met tienduizend vers gepinde peso’s op zak en een bezoek aan Silang Cavite voor de RaboScanner in het vooruitzicht, kan ik met een gerust hart verdergaan aan mijn rondreis door de Filipijnen. Ik besluit mijn oorspronkelijke plan om de stad Baguio in de bergen van Luzon gewoon te volgen. Over een dag of vier wil ik sowieso richting het zuiden en kan een kleine omweg maken om snel mijn bankierenapp te registreren. Delfin rijdt ieder weekend vijf uur naar het zuiden, om in de provincie La Union zijn vader met arthrose te helpen met het huishouden. Dat is niet ver van waar ik naartoe ga en ik kan bijna de hele weg meerijden. Onderweg nemen we af en toe een kleine omweg zodat ik de toeristische hotspots van de regio kan fotograferen. Vlak nadat we een rotsformatie hebben bezocht wijst Delfin naar een meer bij een klein bos en vertelt dat president Marcos Sr. – die in de jaren zeventig met steun van de CIA duizenden Filipino’s heeft laten verdwijnen – daar een villa heeft. Hij voegt eraan toe dat Marcos’ zoontje, die nu president is, een behoorlijke hoeveelheid goud bewaart in ons kleine kikkerlandje.

Een paar uur later word ik gedropt in San Juan, een populair oord vol met resorts, luide muziek en gespierde Britten die zelfs na zonsondergang een zonnebril dragen. Omdat er in Baguio niet te kamperen valt blijf ik die avond hier om aan mijn blog te werken en me zo min mogelijk aan te trekken van het volk om me heen. De volgende ochtend vertrek ik vroeg naar Baguio, dat in de weekenden propvol zit dankzij de aangenamere temperaturen van tussen de twintig en vijfentwintig graden. Het vinden van een betaalbare accommodatie blijkt voor een hopeloos impulsieve reiziger als ik een echte mission impossible; beter dan een op zijn zachts gezegd smerig hostel voor twintig euro per nacht vindt ik niet. Het wordt me snel duidelijk dat ik die avond nog de stad uit moet om ergens in de bergen mijn tent op te zetten.

Totdat het zover is struin ik nog vrolijk door het heuvelachtige en chaotische Baguio. Ondanks de pikzwarte uitlaatgassen die om de haverklap in mijn gezicht terechtkomen, zie ik tot mijn grote verbazing overal borden staan waarop staat dat roken en spugen in de gehele stad niet is toegestaan. Verslaafden die toch een peuk opsteken kunnen een boete van tweeënhalfduizend peso’s of een gevangenisstraf van drie tot zes maanden verwachten. Ik kan alle rokers in Baguio enkel mijn medeleven bieden. Ik murw door de mensenmassa heen in de richting van de Kidlat Tahimik Sinematik, een kunstenaarscentrum met koffiebars en een bioscoop dat volledig handgemaakt is door een mijn favoriete Filipijnse filmregisseurs. Terwijl ik aan de prachtige bar een dubbele espresso bestel zie ik vlakbij aan een tafel een lang stel zitten met blonde haren. Hollanders van een afstandje herkennen is een van mijn specialiteiten, en ik zie mijn kans schoon om te vragen welke bank ze hebben. Rabobank, god zij dank! In ruil voor een ijskoffietraktatie lopen we nog diezelfde middag naar hun hotel en herwin ik toegang tot iDeal.

Vanuit het centrum loop ik langzaam de stad vol file uit. Liften is door de verkeersdrukte geen optie, maar gelukkig heb ik wel schik om ver te lopen. Eenmaal in de voorsteden haal ik alvast mijn bord uit mijn rugzak, maar blijf gewoon doorlopen. Een vriendelijk, schattig vrouwtje ziet me lopen, denkt dat ik in de problemen zit en probeert me te helpen. Natuurlijk heb ik geen hulp nodig, maar dat valt niet uit te leggen. Dit keer val ik echter voor de charmes van deze lieve vrouw en leg haar uiteindelijk uit dat ik de stad uitga om te kamperen vanwege de dure hotels in Baguio. Ze sleurt me gelijk mee naar een universiteitscampus en regelt een kamer van vierhonderd peso’s voor me. Er is in de omgeving niets te doen, en dus ga ik na etenstijd maar een kijkje nemen bij de mis in de katholieke kerk om de hoek. De priester schreeuwt – gekleed in een gladgestreken pak met stropdas – de longen uit zijn lijf in het Tagalog. Nadat alle Filipino’s een uur lang braaf hebben zitten luisteren, haalt de priester zijn zakdoek tevoorschijn voor een intensieve huil- en gejammersessie. Als dessert gaat een drietal mannen in pak namens de kerk de menigte af om te bedelen, waarna de vele arme lui met een nog lichtere portemonnee de kerk weer verlaten.

De volgende middag keer ik terug bij het kunstenaarscentrum voor een gratis (!) filmvertoning en om Kidlat Tahimik, de regisseur die het gebouw heeft gemaakt, te ontmoeten. Een oude man vertelde me de vorige middag namelijk dat hij vandaag om vier uur aanwezig zal komen. Het personeel vertelt me voor de film echter dat Kidlat de avond ervoor stomdronken binnen was gewandeld. Vlak voor de film zie ik de oude man weer, en al snel blijkt hij het geweest te zijn die met een fles gin in zijn broek had rondgelopen. Kidlat doesn’t drink, zegt hij. De man is blij dat ik gekomen ben en heeft er vertrouwen in dat Kidlat me zal uitnodigen in zijn huis. Niet veel later herinnert hij zich plotseling dat de man tot woensdag met zijn zoon in Nepal zit om te bidden, dus na de film verlaat ik de stad direct.

Op aanraden van meerdere mensen ga ik naar Baler, in de afgelegen provincie Aurora. Al snel lift ik door het donker heen en de lol zit er niet echt in; ik hoor alleen oh, so far! en echt afstand maken lukt ook niet bepaald. Vermoeid en gefrustreerd besluit ik om maar tot Pantabangan Lake te liften en daar te kamperen. Niet ver daar vandaan weet ik een groepje jongens te overtuigen dat ik niet dronken ben en me een stukje mee te nemen. Ik heb er inmiddels weinig zin meer in en verlang hevig naar slaap. Voor de honderste keer klinkt het weer: Sir, are you alone? It’s very dangerous here. Aangezien vrijwel alles wat ik doe volgens locals waar ik ook ben gevaarlijk is, bedank ik me en wil verdergaan. Dit keer blijkt het echter wel een goed advies, want in de bergen waar ik naartoe wil zwerft mogelijk de New People’s Army (NPA) rond, een gewapende groep communisten die toeristen kidnappen om geld te verdienen. In dit geval weten zij meer dan ik en daarom klop ik vlug aan bij een smerig hotel in het dorp.

De volgende ochtend lift ik door naar Baler; hoewel het een stuk makkelijker gaat dan de avond ervoor is mijn innerlijke frustatie gebleven. Mijn bankproblemen mogen dan wel opgelost zijn, het is me duidelijk dat ik nog niet ben bekomen van de stress. Voordat ik weer kan genieten van het hilarische contact met de mensen, het vele groen en de wind op het strand heb ik behoefte aan een lange, diepe slaap. Een uitstekend moment om mijn kleren in de oceaan te wassen en ’s middags op het strand te wachten tot ze droog zijn. Die avond kruip ik al om acht uur de tent in, klaar om maar liefst elf uur lang te slapen. Dat heeft aardig geholpen, en ik sta vol frisse moed op om te beginnen aan een lange tocht zuidwaarts. Mindanao, here I come!

Adventures in the mountains of Luzon (AI)

With ten thousand freshly withdrawn pesos in my pocket and a visit to Silang Cavite for the RaboScanner on the horizon, I can continue my journey through the Philippines with peace of mind. I decide to stick to my original plan to visit the city of Baguio in the mountains of Luzon. In about four days, I plan to head south anyway and can make a small detour to quickly register my banking app. Delfin drives five hours south every weekend to help his father with arthritis with household chores in the province of La Union. That’s not far from where I’m going, and I can hitch a ride with him almost the entire way. Along the way, we occasionally take small detours so I can photograph the tourist hotspots of the region. Shortly after visiting a rock formation, Delfin points to a lake near a small forest and tells me that President Marcos Sr. – who in the 1970s with the support of the CIA made thousands of Filipinos disappear – had a villa there. He adds that Marcos’ son, who is now president, keeps a significant amount of gold in our small country.

A few hours later, I’m dropped off in San Juan, a popular resort town full of resorts, loud music, and muscular Brits who still wear sunglasses even after sunset. Since camping is not an option in Baguio, I decide to stay here that evening to work on my blog and ignore the people around me as much as possible. The next morning, I leave early for Baguio, which is packed on weekends due to the more pleasant temperatures ranging from twenty to twenty-five degrees. Finding affordable accommodation proves to be a real mission impossible for a hopelessly impulsive traveler like me; the best I can find is a decidedly filthy hostel for twenty euros a night. It quickly becomes clear to me that I need to leave the city that evening and set up my tent somewhere in the mountains.

Until then, I happily wander through the hilly and chaotic Baguio. Despite the pitch-black exhaust fumes constantly hitting me in the face, I am amazed to see signs everywhere stating that smoking and spitting are not allowed throughout the city. Addicts who light up anyway can expect a fine of two and a half thousand pesos or a prison sentence of three to six months. I can only offer my sympathy to all the smokers in Baguio. I weave through the crowd towards the Kidlat Tahimik Sinematik, an artist center with coffee bars and a cinema that is entirely handmade by one of my favorite Filipino film directors. As I order a double espresso at the beautiful bar, I see a tall couple with blonde hair sitting at a nearby table. Recognizing Dutch people from a distance is one of my specialties, and I seize the opportunity to ask which bank they have. I almost fall over with joy when I hear the word ‘Rabobank.’ In exchange for treating them to iced coffee, we walk to their hotel later that afternoon, and I regain access to iDeal.

From the center, I slowly walk out of the city full of traffic. Hitchhiking is not an option due to the congestion, but luckily, I enjoy walking long distances. Once in the suburbs, I take my sign out of my backpack but continue walking. A friendly, cute lady sees me walking, thinks I’m in trouble, and tries to help me. Of course, I don’t need help, but that’s hard to explain. However, this time I fall for the charms of this sweet woman and eventually explain to her that I’m leaving the city to camp because of the expensive hotels in Baguio. She immediately drags me to a university campus and arranges a room for four hundred pesos for me. There’s nothing to do in the area, so after dinner, I go to the nearby Catholic church to attend the mass. The priest screams – dressed in a well-pressed suit with a tie – at the top of his lungs in Tagalog. After all the Filipinos have obediently listened for an hour, the priest takes out his handkerchief for an intensive crying and moaning session. As dessert, a trio of men in suits representing the church goes through the crowd to beg, after which the many poor people leave the church with even lighter wallets.

The next afternoon, I return to the artist center for a free (!) film screening and to meet Kidlat Tahimik, the director who built the building. An old man told me the previous afternoon that he would be there today at four o’clock. However, the staff tells me before the film that Kidlat walked in drunk the night before. Just before the movie, I see the old man again, and it turns out he’s the one who had walked around with a bottle of gin in his pants. Kidlat doesn’t drink, he says. The man is glad I came and is confident that Kidlat will invite me to his house. Not much later, he suddenly remembers that the man is in Nepal praying with his son until Wednesday, so after the movie, I leave the city immediately.

Upon the advice of several people, I head to Baler, in the remote province of Aurora. Soon, I hitch through the darkness, and it’s not much fun; I only hear oh, so far! and making real progress isn’t exactly happening. Tired and frustrated, I decide to hitch a ride to Pantabangan Lake and camp there. Not far from there, I manage to convince a group of boys that I’m not drunk and they give me a ride. By now, I’m not really in the mood anymore and long for sleep. For the hundredth time, I hear: Sir, are you alone? It’s very dangerous here. Since almost everything I do, according to locals wherever I am, is dangerous, I decline and want to continue. However, this time it turns out to be good advice because in the mountains where I want to go, the New People’s Army (NPA) may be roaming, an armed group of communists who kidnap tourists to make money. In this case, they know more than I do, so I quickly knock on the door of a dirty hotel in the village.

The next morning, I hitch a ride to Baler; although it’s much easier than the night before, my inner frustration remains. My banking problems may have been solved, but it’s clear to me that I haven’t recovered from the stress yet. Before I can enjoy the hilarious interactions with the people, the lush greenery, and the wind on the beach again, I need a long, deep sleep. An excellent time to wash my clothes in the ocean and wait on the beach until they’re dry in the afternoon. That evening, I crawl into my tent at eight o’clock, ready to sleep for a whopping eleven hours. That helped a lot, and I wake up full of energy to start a long journey southward. Mindanao, here I come!

1 gedachte over “Avonturen in de bergen van Luzon”

  1. Top dat je weer ruimte hebt om te schrijven ik miste je verhalen. Prachtig beeldend alsof ik er van een afstandje naar zit te kijken. 😀

Geef een reactie