De volgende ochtend sta ik met frisse moed op. Het praatje dat ik met de eigenares van het ontbijttentje langs de weg verloopt inhoudelijk zoals alle andere, maar ik heb mijn plezier erin dankzij de afgelopen nacht gelukkig herwonnen. Ik ga dan ook geheel mentaal voorbereid op weg om – in twee hele dagen – te gaan liften naar Bicol, helemaal in het zuiden van het eiland. Vanuit daar kan ik mijn weg vervolgen naar het islamitische Mindanao, het meest zuidelijke eiland in de Filipijnen. Ik hoef mijn bord nog geen tien seconden omhoog te houden of ik heb al een rit gevonden. Binnen een paar uur nader ik de smog van Manilla al. Helaas strekt de stad zich dermate ver uit dat iedereen die van noord naar zuid (of andersom) reist er niet onderuit komt om minstens vijf uur lang in de eeuwige file te staan, op elk moment van de dag.
In een voorstad pak ik mijn bord in en neem een bus die op weg is naar Antipolo, een andere voorstad. Ik denk ik hiermee de ergste verkeershinder te kunnen ontwijken aangezien ik alleen de rand van Metro Manilla doorkruis. Hoewel het ongetwijfeld altijd erger kan, duurt het bijna zes uur om dertig kilometer verderop in Antipolo aan te komen. Het is al donker. Mijn naïeve plan om de helft van de afstand naar Bicol in één dag af te leggen lijkt dus in het water gevallen te zijn, maar ik wil graag binnen vierentwintig uur in Bicol zijn en probeer – zolang het nog druk op de weg is – zo ver mogelijk te komen. Dat blijkt een opperbest idee, want niet veel later stopt een lange vrachtwagen vol met cement midden op een kruising en houdt zo het hele verkeer op. Eenmaal in de cabine zeg ik dat ik naar Atimom wil, een strand op de helft naar Bicol. Dat is goed, en uiteraard vragen ze ook nog: do you have family in Atimom?
Het zware cement en het bergachtige terrein zorgt ervoor dat we bepaald niet snel vooruitkomen, en we stoppen ook nog om de haverklap om ‘op benzine te wachten’. Terwijl we steeds verder de nacht inrijden wordt mijn plan om in Atimom op het strand te slapen steeds onwaarschijnlijk. Om half vier ’s nachts – vijf kilometer voor Atimom – stoppen we weer, dit keer om te slapen. Ik verruil het strand voor de vrachtwagencabine, waar we de komende drie uur met zijn vieren in een kreukel liggen te rusten. Tegen zessen is het al licht en rijden we nog een uur door naar Gumaca, waar de lading cement moet worden afgeleverd. De smalle snelweg langs de oceaan is langs de zijkanten bezaaid met afval dat klaarligt om te worden verbrand en bovenop de plaggenhutjes tussen de palmbomen staan billboards met teksten als this is an insurgency-free barangay (wijk) en END POLIO NOW!
Nu ik niet meer hoef te rusten besluit ik na een goed ontbijt om in gelijk in één keer door te liften naar Naga, de eerste grote stad in de regio Bicol. Ik ben het dorp nog niet uit of ik zit alweer in de volgende vrachtwagen. Het tweetal is op weg naar Cagayan de Oro in Mindanao om elektriciteitskabels te leveren, ongeveer twaalfhonderd kilometer zuidelijker. Terwijl de chauffeur de ene sigaret na de andere opsteekt, speelt hij vrolijke deuntjes door steeds op de toeter te drukken. Aan de zijkanten worden we steeds opnieuw begroet door hordes dansende kinderen, dolblij dat er weer een toeterende vrachtwagen komt langsgereden. Steeds als er meisjes aan de rand van de weg naar huis lopen steekt de chauffeur snel zijn nek naar buiten om een hissend geluid te maken en vervolgens naar mij te lachen. We stoppen langs de weg voor het ontbijt. De eigenares schijnt me wel een lekker ding te vinden en wenst me een fijne Valentijnsdag. Daar blijft het niet bij, want al snel wordt ze wel heel eerlijk: ze ziet dat ik heel rijk ben en nodigt me uit voor een potje seks zodat ik haar een baby kan geven.
Eenmaal in Naga heb ik al bijna dertig uur onafgebroken gereden, dus voordat ik ook maar iets doe, trakteer ik mezelf op een hele ananas op de stoep. De regio Bicol ligt bezaaid met vulkanen, waarvan een deel zelfs nog actief is! Misschien is het dus ook alle vulkanische activiteit hier die het eten net zo heet maakt; ’s avonds probeer ik in het dorpje Ligaon wat lokale gerechten uit die bezaaid zijn met pepers. Terwijl ik in het donker door het dorp heen loop om naar het strand te gaan zie ik in mijn ooghoek plotseling een blanke jongen met rode haren en sproeten staan; een bekend gezicht, want dit is al de tweede of derde keer in de afgelopen twee dagen dat ik zulke mensen tegenkom. Hij kijkt mij ook vragend aan en we roepen tegelijkertijd uit: what are you doing here?! Hij vertelt dat hij uit Amerika komt en hier als missionaris is voor, jawel, de Mormoonse kerk. Ik begrijp gelijk dat al die andere roodharigen dan ook wel Mormoonse missionarissen zullen zijn. Zodra ik op gepaste afstand ben onderdruk ik mijn lach niet langer, waarna ik een lift pak om naar het strand te gaan.
De volgende ochtend maak ik kennis met het slechte weer waar Bicol bekend om staat. Op weg naar Legazpi City, aan de voet van de Mayonvulkaan die op elk moment kan uitbarsten, begint het meerdere keren in korte spurten te regenen. Het is zo warm dat ik zo weer droog ben, om vervolgens weer nat te regenen. Aan de weg, die langs een klif aan de kust slingert, staan allerlei houten huisjes van mensen die in dit kwetsbare gebied vol tyfoons en aardverschuivingen in armoede blijven leven. Een busje vol nonnen brengt me naar Legazpi, waar ik voor een nachtje incheck bij een goedkoop hotel aan de rand van de stad. Normaal gesproken is de majestueuze Mayonvulkaan vanuit de stad te bewonderen, nu is er niets dan regenwolken en mist. Tijdens een droge periode bezoek ik de ruïnes van een dorp dat vierhonderd jaar geleden onder de as werd bedolven door een uitbarsting. Plotseling weten een paar zonnestralen door het wolkendek heen te breken en is de vulkaan een minuut of twintig voor de helft te zien.
De volgende ochtend vervolg ik mijn weg naar het zuiden in richting van de Bulusanvulkaan. Op Google Maps heb ik een strand gevonden waar nauwelijks mensen komen en het lijkt me een uitstekend plan om daar de nacht door te brengen. De dorpelingen begroeten me vol nieuwsgierigheid en zijn stomverbaasd als ik ’s avonds richting het strand loop en zeg dat ik ‘naar mijn hotel’ ga. Daar geniet ik van het geluid van de golven, het geluid van de wind die door de palmbomen achter me raast en voordat ik ga slapen neem ik nog een uur de tijd om naar de sterren te kijken. Ik voel me springlevend.
Thirty hour Bicol Express (AI)
The next morning, I wake up with renewed energy. The conversation I have with the owner of the roadside breakfast spot is similar in content to all the others, but I find enjoyment in it thanks to the happiness I regained last night. Thus, mentally prepared, I set off to hitchhike to Bicol, all the way in the south of the island, within the next two days. From there, I can continue my journey to Mindanao, the most southern island in the Philippines. I barely have to hold up my sign for ten seconds before finding a ride. Within a few hours, I’m already approaching the smog of Manila. Unfortunately, the city sprawls so much that anyone traveling from north to south (or vice versa) can’t avoid being stuck in the eternal traffic jam for at least five hours, at any time of day.
In a suburb, I pack away my sign and take a bus heading to Antipolo, another suburb. I think this will help me avoid the worst traffic as I only cross the outskirts of Metro Manila. Although it can undoubtedly be worse, it takes almost six hours to arrive thirty kilometers further in Antipolo. It’s already dark. My naive plan to cover half the distance to Bicol in one day seems to have failed, but I still want to be in Bicol within twenty-four hours. So, as long as the road is busy, I try to make as much progress as possible. That turns out to be a great idea because not much later, a long truck full of cement stops right in the middle of an intersection, causing a traffic jam. Once in the cabin, I say I want to go to Atimom, a beach halfway to Bicol. That’s fine, and of course, they also ask: do you have family in Atimom?
The heavy cement and the mountainous terrain make our progress slow, and we also stop frequently to ‘wait for gasoline’. As we drive further into the night, my plan to sleep on the beach in Atimom becomes increasingly unlikely. At half-past three in the morning – five kilometers before Atimom – we stop again, this time to sleep. I trade the beach for the truck cabin, where the four of us rest for the next three hours. By six o’clock, it’s already light, and we drive for another hour to Gumaca, where the cement load needs to be delivered. The narrow highway along the ocean is littered with garbage ready to be burned on the sides, and billboards with messages like this is an insurgency-free barangay (district) and END POLIO NOW! stand atop the shacks between the palm trees.
Now that I no longer need to rest, I decide after a good breakfast to hitchhike straight to Naga, the first major city in the Bicol region. I’m not out of the village yet when I’m already in the next truck. The duo is headed to Cagayan de Oro in Mindanao to deliver electricity cables, about twelve hundred kilometers further south. While the driver chain-smokes cigarettes, he plays cheerful tunes by repeatedly honking the horn. On the sides, we are greeted repeatedly by crowds of dancing children, ecstatic that another honking truck is passing by. Every time girls walk home on the roadside, the driver quickly sticks his neck out to make a hissing sound and then laughs at me. We stop by the roadside for breakfast. The owner seems to find me attractive and wishes me a happy Valentine’s Day. It doesn’t stop there because soon she becomes very honest: she sees that I’m very rich and invites me for sex so I can give her a baby.
Once in Naga, I’ve been driving continuously for almost thirty hours, so before doing anything else, I treat myself to a whole pineapple on the sidewalk. The Bicol region is dotted with volcanoes, some of which are still active! So maybe it’s also all the volcanic activity here that makes the food so hot; in the evening, I try some local dishes in the village of Ligaon that are scattered with peppers. As I walk through the village in the dark to go to the beach, I suddenly see a white boy with red hair and freckles out of the corner of my eye; a familiar face because this is the second or third time in the last two days that I’ve encountered such people. He also looks at me questioningly, and we both exclaim: what are you doing here?! He tells me he’s from America and here as a missionary for, yes, the Mormon church. I immediately understand that all those other redheads must also be Mormon missionaries. Once I’m at a safe distance, I no longer suppress my laughter, after which I hitch a ride to the beach.
The next morning, I experience the bad weather that Bicol is known for. On my way to Legazpi City, at the foot of the Mayon Volcano that could erupt at any moment, it starts raining several times in short bursts. It’s so warm that I dry off quickly, only to get wet again. Along the road, which winds along a cliff on the coast, there are various wooden houses of people who continue to live in poverty in this vulnerable area full of typhoons and landslides. A van full of nuns takes me to Legazpi, where I check into a cheap hotel on the outskirts of the city for one night. Normally, the majestic Mayon Volcano can be admired from the city, but now there is nothing but rain clouds and mist. During a dry spell, I visit the ruins of a village buried under ash four hundred years ago by an eruption. Suddenly, a few sunbeams manage to break through the cloud cover, and the volcano is visible for about twenty minutes, halfway.
The next morning, I continue my journey south towards Bulusan Volcano. On Google Maps, I found a beach where hardly anyone goes, and it seems like an excellent plan to spend the night there. The villagers greet me with curiosity and are astonished when I walk towards the beach in the evening and say I’m going to ‘my hotel’. There, I enjoy the sound of the waves, the sound of the wind rushing through the palm trees behind me, and before going to sleep, I spend an hour looking at the stars. I feel alive.
Wst een mooi geschreven verhaal weer!
Fijn dat je je springlevend voelt Lennart!