Hoewel ik maar geen genoeg kan krijgen van het heen- en weer gelift aan de oostkust, met uitzicht op de bergen aan de ene kant en de Stille Oceaan aan de andere, lijkt het me verstandig om op tijd te stoppen en weer eens ergens anders naartoe te gaan. Op vijf december heb ik een nieuwe Workaway aan de dichtbevolkte westkust gepland en voordat ik het afgelegen zuidoosten verlaat zet ik mijn zinnen op een hike naar Yushan (Jade Mountain), met zijn 3950M de hoogste bergtop van Taiwan. Ondanks dat Taiwan nauwelijks tot geen bergroutes kent die als bijzonder zwaar worden geclassificeerd, is het verkrijgen van de vereiste bergvergunning en politievergunning om de routes te mogen betreden dat wél.
Terwijl het ’s avonds laat pijpenstelen regent zit ik rustig onder een afdakje bij het politiebureau het online applicatieformulier in te vullen. De accommodatie moet verplicht dertig dagen vooraf geboekt worden, dus overnachten kan ik alvast vergeten. Gelukkig is het ook toegestaan om in één dag de top te beklimmen en weer terug te keren, mits minimaal zeven dagen van tevoren geboekt. In dit gedeelte van de wereld is alleen hiken absoluut ondenkbaar en daarom ben ik verplicht om op omslachtige wijze de informatie van alle ‘teamleden’ in te vullen, evenals die van de ‘teamleider’. Tot mijn grote teleurstelling krijg ik drie dagen later een mail terug dat de berg die dag al volzit. Omdat ik de dag erna begin met vrijwilligen is opnieuw aanmelden geen optie. Ik verschuif mijn plan om ‘het dak van Taiwan’ te beklimmen naar later in de maand en zet mijn zinnen op een andere – niet minder mooie – nabijgelegen hike naar een klein meertje op 3300M hoogte genaamd Jiaming Lake.
Omdat je je voor deze hike niet per se online hoeft in te schrijven lift ik direct naar het politiebureau van Guanshan, een klein stadje ongeveer vijftig kilometer van Jiaming Lake vandaan. Dat ik een permit wil aanvragen leidt van onbegrip naar extreme bezorgdheid en verwarring en tot slot opgeluchte blijdschap. Het is er namelijk heel hoog, gevaarlijk, ver, wellicht ook regenachtig en er is geen bus. Na meerdere artikelen te hebben gelezen ben ik echter allang bekend met alle in’s- en out’s en weet dat het allemaal reuze meevalt. Aangezien Azië geen hikerscultuur heeft kan ik het de zekerheidsbehoeftige agenten op dit kleine stationnetje niet kwalijk nemen dat ze enkel in obstakels denken. Gelukkig hoef ik maar een fractie van mijn verhalen te vertellen voordat zelfs zij geloven dat ik meen wat ik zeg en er ook nog eens over nagedacht heb. Na een gebruikelijk fotomoment loop ik met mijn bergvergunning op zak naar het stadspark dat door de agenten als goede kampeerplek werd getipt.
Drie dagen later is het zover en kan ik beginnen aan mijn eendaagse hike naar Jiaming Lake. De volle zesentwintig kilometer heen- en terug is weliswaar prima te doen op dit goed onderhouden bergpad, ik mag niet in het park overnachten en moet dus op dezelfde dag van ver komen en ook weer ver gaan om te slapen. De voorgaande avond koop ik genoeg eten voor de hele dag, zet mijn tent vijftig kilometer verderop langs de onverlichte bergweg neer en begin om kwart over vier in de ochtend te liften. Ieder verstandig persoon zal me voor gek verklaren, toch stap ik na de gebruikelijke vijf minuten wachten in bij de vuilniswagen. Niet lang na het ochtendgloren begin ik geheel volgens schema het bos in te lopen.
Op het smalle, in wolken gehulde bospad wordt ik zo nu en dan begroet door afdalende wandelaars en kleine regenbuitjes. Na slechts een paar uur passeer ik de laatste berghut en vanaf daar heb ik het rijk voor mij alleen, aangezien alle wandelgroepen om een voor mij onbekende reden altijd om drie uur ’s nachts beginnen aan het laatste stukje naar het meer. Op de steile hellingen die aan weerszijden lopen zie ik niets anders dan treurige wolken, met her en der een kleine boom die zich niets aantrekt van het ‘slechte weer’ en in alle eenzaamheid blijft staan. Een uur voor het meer klaart het plotseling op en kijk ik uit vol extatische bewondering uit naar het prachtig groene, uitgestrekte berglandschap. Ik passeer het dertien kilometer-bordje en daar doemt het fonkelblauwe bergmeer op. Ik ben moedersziel alleen.
Die avond kampeer ik midden in een dorp ongeveer dertig kilometer verderop. Na een broodnodige goede nachtrust is het tijd om naar Chiayi te liften om Steve te ontmoeten, mijn nieuwe host die ik ga helpen met het opzetten van zijn homestay. Ik heb ruim de tijd, althans dat denk ik. ’s Ochtends bezoek ik een natuurlijke hotspring die ik van tevoren per toeval op Google Maps heb gevonden. Om bij de hotspring te komen moet ik mijn tas aan de rivieroever laten, door het ijskoude water naar de overkant zwemmen en daar met aangebrachte touwen tweehonderd meter verderop langs de rotswand klimmen. Niet overal is het eenvoudig en ik voel me veiliger om sommige stukken te zwemmen. Het blijkt de moeite waard, want al snel lig ik poedelnaakt midden in de natuur te genieten van het hete water en de zwavellucht om me heen. Terug aangekomen langs de kant van Highway 20, de slingerende bergweg die dwars door het hooggebergte van oost naar west loopt, haal ik mijn bord te voorschijn en begin te wachten. Na een uur is er nog helemaal niemand langsgekomen en ik besluit even te kijken of er iets niet in de haak is. En jawel hoor, de weg is op dinsdag en donderdag gesloten. Ik begin dan ook direct terug te liften naar de oostkust om vanuit daar om het halve eiland heen naar Chiayi te liften. Omdat ik pas na Steve’s bedtijd aankom zet ik mijn tent vlakbij in het sportpark op.
Al om zes uur in de ochtend word ik gewekt door een zumbales voor senioren die op nog geen twintig meter afstand van mijn tent wordt gegeven. Met de warme decemberzon in mijn nek loop ik tussen de massa’s sportende ouderen door het park uit, naar Steve’s theewinkel. Die ochtend spendeer ik samen met Steve en zijn vrienden voor de deur terwijl we onze thee drinken en allerlei grappen van uiterst laag niveau maken. Èèn van de oude mannen aan tafel is benieuwd of ik het aan zou durven om met een donkere vrouw te trouwen en wat mijn ouders daarvan zouden zeggen. Vol ontzetting over mijn antwoord zegt hij dat nooit van zijn kinderen zal accepteren, vooral niet nadat hij zo hard heeft gewerkt om van zijn zoon een succesvol chirurg te maken.
Om half een stappen we met zijn vieren – Steve, ik en nog twee vrijwilligers – zijn krakkemikkige bestelbusje in om naar zijn levenswerk toe te rijden. Vlak buiten de stad is hij zeven jaar geleden begonnen om een kleine heuvel te veranderen in een oord vol rust waar mensen een kamer kunnen huren of kamperen. Hij is al aardig op weg, maar hij heeft nog zoveel ideëen in zijn chaotische hoofd dat zelfs de twee Filipijnen die hij iedere zondag de grote klussen laat opknappen niet genoeg zijn om in de nabije toekomst klaar te zijn. Nadat we een klein uurtje wat hebben geverfd wenkt Steve naar ons en roept: OK, let’s go drive around, thank you for your help! Terwijl ‘Goud’ van Suzan & Freek uit de speaker gonst rijden we terug naar zijn winkel om thee te drinken. Een ding is duidelijk: Steve is ontzettend goed in thee zetten, maar absoluut niet in werken…
The ‘impossible’ route to Jiaming Lake (AI)
Although I can’t get enough of hitchhiking back and forth along the east coast, with views of the mountains on one side and the Pacific Ocean on the other, it seems wise to stop in time and go somewhere else again. I have a new Workaway planned on the densely populated west coast on December 5th, and before leaving the remote southeast, I set my sights on a hike to Yushan (Jade Mountain), the highest peak in Taiwan at 3950 meters. Although Taiwan hardly has any mountain routes classified as particularly difficult, obtaining the required mountain and police permits to enter the routes is essential.
While it’s pouring rain late at night, I sit calmly under a shelter at the police station filling out the online application form. Accommodation must be booked thirty days in advance, so overnighting is already out of the question. Fortunately, it’s also allowed to climb to the top and back in one day, as long as it’s booked at least seven days in advance. In this part of the world, hiking alone is absolutely unthinkable, so I’m obliged to fill in the information of all ’team members,’ as well as that of the ’team leader.’ To my great disappointment, three days later, I receive an email saying the mountain is fully booked for that day. Since I start volunteering the next day, reapplying is not an option. I postpone my plan to climb ’the roof of Taiwan’ to later in the month and set my sights on another, no less beautiful, nearby hike to a small lake at an altitude of 3300 meters called Jiaming Lake.
Because you don’t necessarily have to register online for this hike, I hitchhike directly to the police station in Guanshan, a small town about fifty kilometers from Jiaming Lake. The fact that I want to apply for a permit leads from incomprehension to extreme concern and confusion and finally to relieved joy. It is very high there, dangerous, far, possibly rainy, and there is no bus. After reading several articles, I am well aware of all the ins and outs and know that it’s all quite manageable. Since Asia lacks a hiking culture, I can’t blame the security-minded officers at this small station for only thinking of obstacles. Fortunately, I only have to tell a fraction of my stories before even they believe that I mean what I say and have thought it through. After a customary photo opportunity, I walk with my mountain permit to the city park that the officers recommended as a good camping spot.
Three days later, the time has come for my one-day hike to Jiaming Lake. The full twenty-six kilometers round trip is quite doable on this well-maintained mountain path, but I cannot camp in the park and must return on the same day from afar to sleep. The previous evening, I buy enough food for the whole day, set up my tent fifty kilometers away along the unlit mountain road, and start hitchhiking at a quarter past four in the morning. Any sensible person would declare me crazy, yet, following the usual five-minute wait, I board the garbage truck. Not long after daybreak, I start walking into the forest according to schedule.
On the narrow, cloud-covered forest path, I am occasionally greeted by descending hikers and light rain showers. After only a few hours, I pass the last mountain hut, and from there, I have the realm to myself, as all hiking groups always start the final stretch to the lake at three o’clock in the morning for an unknown reason. On the steep slopes on either side, I see nothing but sad clouds, with the occasional small tree that pays no attention to the ‘bad weather’ and stands in solitary loneliness. An hour before reaching the lake, it suddenly clears up, and I look out with ecstatic admiration at the beautifully green, expansive mountain landscape. I pass the thirteen-kilometer sign, and there it is, the sparkling blue mountain lake. I am all alone.
That evening, I camp in the middle of a village about thirty kilometers away. After a much-needed good night’s sleep, it’s time to hitchhike to Chiayi to meet Steve, my new host whom I will help set up his homestay. I have plenty of time, or so I think. In the morning, I visit a natural hot spring that I happened to find on Google Maps beforehand. To reach the hot spring, I have to leave my bag on the riverbank, swim across the ice-cold water, and climb two hundred meters along the rock wall with ropes installed. It’s not easy everywhere, and I feel safer swimming some sections. It proves to be worth it because soon I am lying naked in the middle of nature, enjoying the hot water and the sulfur smell around me. Back along the side of Highway 20, the winding mountain road that runs through the high mountains from east to west, I take out my sign and start waiting. After an hour, no one has passed by at all, and I decide to see if something is wrong. And sure enough, the road is closed on Tuesdays and Thursdays. I immediately start hitchhiking back to the east coast to hitch around the half island to Chiayi. Since I arrive after Steve’s bedtime, I pitch my tent near the sports park.
At six in the morning, I am awakened by a senior zumba class taking place less than twenty meters away from my tent. With the warm December sun on my neck, I walk through the crowds of exercising seniors out of the park to Steve’s tea shop. That morning, I spend time with Steve and his friends outside the shop while we drink our tea and make all kinds of extremely low-level jokes. One of the old men at the table wonders if I would dare to marry a dark-skinned woman and what my parents would say about it. In horror at my answer, he says he will never accept that from his children, especially not after working so hard to make his son a successful surgeon.
At half past twelve, the four of us – Steve, I, and two other volunteers – get into his rickety van to drive to his life’s work. He started seven years ago just outside the city to turn a small hill into a place of tranquility where people can rent a room. He’s well on his way, but he has so many ideas in his chaotic head that even the two Filipinos he lets do the big jobs every Sunday are not enough to be ready in the near future. After painting for a while, Steve gestures to us and shouts, “OK, let’s go drive around, thank you for your help!” While ‘Goud’ by Suzan & Freek plays from the speaker, we drive back to his shop to drink tea. One thing is clear: Steve is incredibly good at making tea but absolutely not at working…
Hee! Eindelijk weer een verhaal. Ik keek er stiekem naar uit.😊
X de moeder van je vriend Merlijn
Spoedig weer een nieuwe 😇