Door het oog van de loop in Ha Giang: of toch gewoon de loop?

Het is donderdagmiddag, ik ben nat van het werken in de regen en ik weet het zeker: morgen neem ik weer een dag vrij. Wat ik precies wil ondernemen, weet ik nog niet zeker. Op google maps lijkt een wandeltocht naar China wel erg ver om een binnen een dag te voltooien. Na een beetje wikken en wegen kom ik al snel uit bij de beruchte Ha Giang Loop, èèn van de belangrijkste toeristische trekpleisters van Vietnam. Deze enorm gewilde motortocht gaat in een grote ronde door de meest noordelijke provincie van het land en komt langs allerlei dorpen waar verschillende etnische minderheden leven. Afhankelijk van hoelang je tussendoor bij accommodaties verblijft, duurt de tocht meestal tussen de twee en vier dagen. In Hanoi barst het van de reisbureau’s die tours van deze Instagram-waardige bestemming in combinatie met andere toeristische trekpleisters aanbieden. Westerse toeristen zeggen dan ook allemaal met klem precies hetzelfde: You HAVE to do the loop!

Juist om die reden heb ik dan ook automatisch een enorme behoefte om tegen die eis te rebelleren. Dat de uitzichten prachtig zijn, geloof ik natuurlijk meteen. Tijdens mijn bezoek aan het prachtige en daarom oh zo gewilde Ha Long Bay raakte ik nogal gedeprimeerd over het afgrijselijke toerisme dat daar de streek vergiftigd had. Desondanks besluit ik een gokje te wagen om toch de loop te betreden, maar dan via kleinere weg door het midden van de loop lijkt te gaan. Op internet heeft iemand een recensie geschreven bij deze weg; it is just an asphalt road, almost no tourists here. Uitstekend, denk ik. De volgende ochtend om half zes gaat de wekker en is het tijd om op te breken.

Het is een uur lopen naar de stad om een scooter te kunnen huren. Aangezien ik toch niet de hele loop zal rijden, denk ik bij mezelf dat ik genoeg tijd heb. Na het verlengen van mijn internetbundel stop ik ook nog even bij de markt voor wat drakenfruit. Met paarse vingers rijd ik vervolgens de weg QL34 op, ook wel het begin van de loop. Na ongeveer driekwartier sla ik links af om – zoals ik in het mijn hoofd al heb genoemd – door het oog van de loop te gaan. Na het eerste dorpje maakt het hobbelige asfalt plotseling plaats voor braakliggende aarde met nogal wat losse stenen om voor uit te kijken. Om het bord met works ahead maak ik me niet al te druk, aangezien ik nog nooit echt problemen heb ervaren bij werkzaamheden. Even later sta ik echter met een twintigtal Vietnamezen te kijken naar twee graafmachines die vijftig meter verderop gigantische stenen uit de berg aan het schrapen zijn en daarmee de doorgang volledig blokkeren. Wanneer de vrachtwagen volgeladen is, wordt er door de onderste graafmachine een smal pad over losliggende stenen aan de rand van de afgrond vrijgemaakt. Daar langsgekomen wordt het wegdek er niet bepaald beter op, al hoef ik niet meer stil te staan. Terwijl ik langzaam voorthobbel door de bergen weet ik het dan ook echt helemaal zeker: dit is absoluut niet de loop.

Ondanks mijn diepe overtuiging dat ik me in het midden van de loop bevind, zijn de uitzichten op de kleine dorpjes omringd met eindeloze rijstterassen die de hoge berghelling aankleden zo ongelofelijk spectaculair, dat ik begin te twijfelen aan mijn roestvaste overtuigingen. Het zal toch niet daadwerkelijk zo zijn dat alle toeristen dìt zouden missen? Niet veel later wordt ik ineens – na anderhalf uur lang raar aangekeken worden door uitsluitend de lokale bevolking – begroet door vier luid toeterende westerlingen die in tegengestelde richting rijden. In het volgende dal is het tijd voor lunch en ik besluit toch maar even een kaart van de loop op te zoeken. En ja hoor: mijn plan om ‘dwars door het oog van de loop’ te rijden blijkt tamelijk ondoordacht, want mijn geplande route is nou juist precies de hele Ha Giang Loop. Ik heb echter al te veel moois gezien om het nog erg te vinden dat ik – juist door mijn aversie voor het massatoerisme – ook ‘in de val’ gelokt blijk te zijn. Na mijn grove onderschatting van de afstand en de rauwheid van de Ha Giang Loop zit er niets anders op dan om snel af te rekenen en door te rijden.

Luidkeels lachend om mijn eigen stommiteit raas ik de berg op en eenmaal boven wordt ik plotseling getrakteerd met een uitzicht op enorme bergen vol groen, met de meest diepe dalen ertussen waarvan de bodem niet eens zichtbaar is. Op de weg rijden vrijwel uitsluitend Vietnamezen, afgewisseld met een sporadische colonne westerlingen die de hele dag achterop zitten bij een gids. Alleen in het dorpje waar ik stop voor nieuwe batterijen en een volle tank wemelt het van de toeristen die zonder shirt op de stoep sigaretten roken. Het wegdek is inmiddels ook fors beter geworden, ook al zijn er hier en daar wat oneffenheden. Het werd kennelijk niet nodig geacht om de smalle weg die de bergen op en af kronkelt te versieren met een vangrail; wie de controle verliest of heel even niet oplet heeft dus ook een nihile kans om het te overleven.

Tegen half drie verandert het straatbeeld weer in modder, losliggende stenen in kleine en grote exemplaren en Vietnamezen die druk bezig zijn om de rotswand langs de weg verder uit te hakken. Er is geen toerist meer te bekennen en ik wordt net als in de ochtend weer nagekeken door schoolkinderen en winkeliers. Een man met een waterhoofd zit rustig voor zijn houten huisje te kijken naar poedelnaakte kinderen die over de weg naar huis rennen, moeders met manden vol bladeren op hun rug lopen naast elkaar heftig te discussiëren en kinderen die oud genoeg zijn om gewoon kleren te dragen proberen me in het voorbijgaan een high-five te geven.

Het is al bijna vijf uur als ik bij het noordelijkste punt van de Ha Giang Loop – en daarmee ook van het hele land – aankom. De vrolijke eigenaar van een koffietent aan de rand van de weg wijst nog voordat ik tijd heb om te bestellen naar de achterkant van zijn hut en roept: China! China! Een klein stukje verderop stuit ik op prikkeldraad en een bord met de tekst stop here, een advies dat ik (voor nu) graag opvolg. De naderende schemering vertelt me dat het echt tijd wordt om aan de lange tocht terug naar Dong Que Homestay te beginnen, zo’n honderdveertig kilometer zuidelijker. Om daar te komen, moet ik noodgedwongen op haast slakkentempo door het donker mijn weg vervolgen. Eenmaal thuis aangekomen neem ik een flinke douche om de schaafwond die ik onderweg heb opgelopen te reinigen, poets mijn tanden en plof voldaan en uitgeput op bed. Nadat ik onbedoeld ben gevallen voor de verleiding van de Ha Giang Loop kan ik deze blog met maar èèn advies afsluiten: You HAVE to do the loop!

Through the eye of the loop in Ha Giang? (AI)

It’s Thursday afternoon, I’m wet from working in the rain, and I’m sure of one thing: tomorrow, I’ll take another day off. I’m not exactly sure what I want to undertake yet. A hike to China seems too far to complete in a day on Google Maps. After a bit of consideration, I quickly decide on the infamous Ha Giang Loop, one of Vietnam’s main tourist attractions. This highly sought-after motorbike journey takes a large circuit through the northernmost province of the country, passing through various villages where different ethnic minorities reside. Depending on how long you stay at accommodations in between, the journey usually takes between two and four days. In Hanoi, there are plenty of travel agencies offering tours of this Instagram-worthy destination combined with other tourist attractions. Western tourists all emphatically say the same thing: You HAVE to do the loop!

Precisely for that reason, I automatically feel a strong desire to rebel against that demand. I believe immediately that the views are beautiful. During my visit to the beautiful and, therefore, so desired Ha Long Bay, I became quite depressed about the horrible tourism that had poisoned the area. Nevertheless, I decide to take a chance and enter the loop, but through a smaller road in the middle of the loop, as it seems. Someone has written a review on the internet about this road: it is just an asphalt road, almost no tourists here. Excellent, I think. The next morning at half-past five, the alarm goes off, and it’s time to set off.

It’s an hour’s walk to the town to rent a scooter. Since I won’t be riding the entire loop anyway, I think to myself that I have enough time. After extending my internet bundle, I also stop by the market for some dragon fruit. With purple fingers, I then drive onto road QL34, also known as the beginning of the loop. After about three-quarters of an hour, I turn left to, as I have already named it in my head, go through the eye of the loop. After the first village, the bumpy asphalt suddenly gives way to fallow ground with quite a few loose stones to watch out for. I don’t worry too much about the sign that says “works ahead” since I have never really experienced any problems with roadwork. However, a little later, I find myself, along with about twenty Vietnamese locals, watching two excavators scraping massive stones from the mountain, completely blocking the passage. When the truck is loaded, a narrow path is created over loose stones at the edge of the abyss by the lower excavator. Passing there doesn’t improve the road surface, although I don’t have to stop anymore. As I slowly hobble through the mountains, I am absolutely certain: this is definitely not the loop.

Despite my deep conviction that I am in the middle of the loop, the views of the small villages surrounded by endless rice terraces dressing the high mountain slopes are so incredibly spectacular that I begin to doubt my steadfast convictions. It cannot really be that all tourists would miss this, can it? Not much later, I am suddenly greeted by four loudly honking Westerners riding in the opposite direction – the only tourists I encounter all morning. In the next valley, it’s time for lunch, and I decide to look up a map of the loop. And indeed: my plan to “go through the eye of the loop” turns out to be quite ill-considered because my planned route is precisely the entire Ha Giang Loop. However, I have already seen too much beauty to mind much that I – precisely because of my aversion to mass tourism – have also been “lured into the trap.” After my gross underestimation of the distance and ruggedness of the Ha Giang Loop, there is nothing else to do but quickly settle the bill and keep going.

Laughing loudly at my own foolishness, I race up the mountain, and once on top, I am suddenly treated to a view of enormous mountains full of green, with the deepest valleys in between whose bottoms are not even visible. On the road, almost exclusively Vietnamese people drive, interspersed with an occasional column of Westerners sitting all day behind a guide. Only in the village where I stop for new batteries and a full tank is teeming with tourists smoking cigarettes shirtless on the sidewalk. The road surface has also become significantly better, although there are some uneven spots here and there. Apparently, it was not deemed necessary to decorate the narrow road that winds up and down the mountains with a guardrail; whoever loses control or momentarily fails to pay attention has a minimal chance of survival.

Around half-past two, the street scene changes back to mud, loose stones of various sizes, and Vietnamese people busy carving the rock wall along the road further. There is no tourist to be seen anymore, and, like in the morning, I am again stared at by schoolchildren and shopkeepers. A man with hydrocephalus sits quietly in front of his wooden house, watching naked children run home over the road, mothers with baskets full of leaves on their backs walk side by side, arguing vigorously, and children old enough to wear clothes try to give me a high-five as they pass by.

It’s almost five o’clock when I arrive at the northernmost point of the Ha Giang Loop – and thus the entire country. The cheerful owner of a coffee shop on the side of the road points to the back of his hut even before I have time to order and shouts: China! China! A little further, I encounter barbed wire and a sign that says “stop here,” advice that I gladly follow (for now). The approaching dusk tells me that it’s really time to start the long journey back to Dong Que Homestay, about a hundred and forty kilometers to the south. To get there, I am forced to continue my way through the dark at almost a snail’s pace. Once I arrive home, I take a good shower to clean the abrasion I got on the way, brush my teeth, and collapse satisfied and exhausted on the bed. After unintentionally succumbing to the temptation of the Ha Giang Loop, I can conclude this blog with only one piece of advice: You HAVE to do the loop!

1 gedachte over “Door het oog van de loop in Ha Giang: of toch gewoon de loop?”

Geef een reactie