Terwijl ik ‘s ochtends om kwart over zes mijn rugzak opzet en op de scooter wil stappen klinkt in de verte al de donder van de naderende storm. De oude man van het hostel heeft zijn slippers, korte broek en wit onderhemd al aangetrokken en is ook al op de been. Hij kijkt bezorgd naar de donkere lucht. Ik zwaai en maak dat ik wegkom. Gelukkig is het een plaatselijke bui en rijd ik met hoog tempo in de richting van Thanh Hoa, ongeveer zeventig kilometer ten zuiden van Ninh Binh. De ochtendspits is in volle gang; langs de kant van de weg staan overal vrachtwagens geparkeerd, waardoor ik en de vele andere motoren gedwongen worden om tussen de luid toeterende vrachtwagens door te rijden. Overal waait stof op en ik concentreer me om mijn mond voor geen moment te openen. Plotseling rijdt er een motor langs met drie grote kasten achterop, midden op de weg. Iedere keer als er weer meerdere keren achter elkaar getoeterd wordt in mijn buurt kijk ik op om te controleren of het niet voor mij bestemd is.
Na twee uur lang op deze manier doorrijden, besluit ik een avontuurlijkere route te nemen over het platteland. Gelukkig is het nog vroeg en heb ik de tijd, althans dat denk ik. Het wegdek wordt langzaam steeds slechter. Langs de weg lopen mannen met bamboe op de rug en ik moet steeds vaker terugzwaaien naar de mensen in de dorpen die enthousiast naar me roepen. Na iets meer dan een uur verbetert het wegdek weer enigzins en ik doorkruis een tamelijk ontbost gebied. Een man met een dood varken achterop haalt me in en ik kan mijn lach niet bedwingen. In de verte zie ik plotseling een knalroze katholieke kerk opdoemen en ik besluit om een kijkje te nemen. Even verderop bestel ik een soort pittig gekruide plasticsalade die me erg goed smaakt. Na een intens bezoek aan het toilet van deze eettent rijd ik weer verder en zie al snel een paarse kathedraal. Ik heb echter genoeg jezus gehad en neem genoegen met een foto. Ik ben inmiddels in het gebied aangekomen waar het beroemde Ho Chi Minh-trail loopt, zei het met wat met minder bomen om me heen. Als de Amerikanen vandaag de dag zouden besluiten Vietnam binnen te vallen hebben ze denk ik een stuk meer kans als bij de vorige poging.
Tegen half vier in de middag kom ik aan in het centrum van Con Cuong, maar ik blijk nog eens dertig minuten door te rijden voor het dorp waarin de accommodaties en het informatiecentrum van Pu Mat National Park liggen. Daar aangekomen loop ik bij een hotel binnen, maar de eigenaar ligt voor de televisie te tukken. Als ik mijn helm op wil doen, blijkt hij wakker geworden te zijn, maar ondanks het grote bord met ‘hotel’ aan het huis, ontkent hij een hotel te zijn. Gefrusteerd zoek ik verder. Aan de andere kant van de rivier weet ik na veel nutteloze gesprekken met mensen die me giechelend proberen te helpen een oude vrouw te vinden die me gebaart dat ik achter haar aan moet rijden om bij het infocentrum van Pu Mat te geraken. Plotseling kom ik erachter dat de hike van twintig kilometer naar de waterval waar ik over gelezen had net als een verblijf met inheemse stammen alleen mogelijk is met toestemming van de politie in Vinh, de provinciehoofdstad. De man adviseert me echter om naar een kantoortje te rijden bij de waterval om daar toestemming te verkrijgen voor ‘the trail’. Ik heb nog een halfuur voordat het kantoortje sluit, dus ik besluit er direct heen te rijden.
De weg ernaartoe wordt nog aangelegd, uiteraard. Nog geen week na mijn eerste keer scooterrijden rijd ik nu, tussen de graafmachines en wegenwalsers door over niets anders dan losse stenen de bergen in om mijn hike alsnog te kunnen doen. De bewoners van de plaggenhutjes aan weerszijden zijn maar wat blij dat ze in de stofwolken hun verbinding met de beschaving aan het aanleggen zijn. Na veertig minuten door een aflevering van Deadliest Roads manoeuvreren kom ik aan bij de waterval, alleen om me te realiseren, dat ik zojuist met de scooter over de voormalige hike van achttien kilometer heen ben gereden naar een niet bestaand kantoortje. Het duurt ook niet lang meer tot het donker wordt en ik besluit een telefoonnummer dat ik van iemand heb gekregen een bericht te sturen om een normaal en duidelijk antwoord te ontvangen. Kennelijk heb ik helemaal geen toestemming nodig om over ‘the trail’ te gaan die nog verder de jungle ingaat. Ik krijg uiteindelijk instructie om zo’n vijftien kilometer terug te rijden, naar een homestay van het Tay-volk, een van de ethnische minderheden in Vietnam.
Het schemert al behoorlijk als ik daar het terrein op kom gereden. De eigenaar geeft me een bed en we gaan samen zitten eten. Ik leg hem uit dat ik zojuist dertien uur lang heb gereden en totaal kapot ben. Ik eet me helemaal rond en terwijl we met onze handen paarse rijst zitten te eten, komt het vijfjarige kind van de man recht voor me zitten om tiktok-filmpjes te kijken en op alles in de omgeving te wijzen dat groen van kleur is.
De rust in mijn hoofd is nog niet wedergekeerd of de vrouw van het telefoonnummer dat ik had gekregen komt het terrein op gerend om me met grote haast naar een muzikale feestavond van de lokale Tay-gemeenschap te brengen. Ze begrijpt dat ik een lange dag heb gehad, maar ik kan een spektakel als dit zeker niet missen en er is ook echt een Engelsdocent nodig om de lokale bevolking te trainen voor toekomstige toeristen. Het gezelschap aan de tafel waar ik plaats neem bestaat uit mannen en vrouwen uit alle hoeken van Vietnam; allemaal zijn het hoogleraren, behalve een gangster die ook nog eens zegt dat hij me eerder heeft gezien. Terwijl ik de betekenis van die opmerking probeer te verwerken kom ik erachter dat de krokante plant in mijn mond eigenlijk kikkervlees is. Het smaakt uitstekend en ik wissel het nog even af met wat lekkere eetbare bamboe. Niet veel later gaan de speakers aan en begint er een dansshow door een zestal prachtig geklede vrouwen. Het duurt niet lang tot de voorstelling verandert in een interactief drankspel en ik wordt natuurlijk ook nog uitgekozen om samen met deze vrouwen aan een traditionele dans te beginnen onder begeleiding van luid gejoebel van het publiek. Er ontstaat een groot vuur waar we met zijn allen in extase omheen rennen. Zelfs tijdens het dansen kan ik niet meer stoppen met gapen en ik vertrek door het pikdonkere dorp naar mijn verblijf om te gaan slapen.
Road to Pù Mát: domain of the Tày people (AI)
As I put on my backpack and prepare to mount the scooter at around six fifteen in the morning, the distant rumble of an approaching storm echoes. The old man from the hostel, already wearing slippers, shorts, and a white undershirt, is already up. He looks worriedly at the dark sky. I wave and make my way out. Fortunately, it’s a local shower, and I ride quickly towards Thanh Hoa, about seventy kilometers south of Ninh Binh. The morning rush is in full swing; trucks are parked along the road, forcing me and many other motorbikes to weave through the loudly honking trucks. Dust is kicked up everywhere, and I focus on not opening my mouth for a moment. Suddenly, a motorbike passes by with three large cabinets on the back, right in the middle of the road. Each time there is repeated honking in my vicinity, I look up to check if it’s not intended for me.
After two hours of riding like this, I decide to take a more adventurous route through the countryside. Fortunately, it’s still early, and I have time, or so I think. The road surface gradually deteriorates. Men with bamboo on their backs walk along the road, and I must wave back more often to the people in the villages who enthusiastically shout at me. After just over an hour, the road surface improves somewhat, and I traverse a fairly deforested area. A man with a dead pig on the back overtakes me, and I can’t help but laugh. In the distance, I suddenly see a bright pink Catholic church, and I decide to take a look. A little further on, I order a kind of spicy plastic salad that tastes very good to me. After an intense visit to the toilet of this eatery, I continue my journey and soon see a purple cathedral. However, I’ve had enough of Jesus and settle for a photo. I have now arrived in the area where the famous Ho Chi Minh trail runs, albeit with fewer trees around me. If the Americans were to decide to invade Vietnam today, they probably have a much better chance than in the previous attempt.
Around half past three in the afternoon, I arrive in the center of Con Cuong, but I find out that I have to drive another thirty minutes to reach the village where the accommodations and the information center of Pu Mat National Park are located. Upon arrival, I enter a hotel, but the owner is napping in front of the television. When I try to put on my helmet, he turns out to have woken up, but despite the large sign saying ‘hotel’ on the house, he denies being a hotel. Frustrated, I continue my search. On the other side of the river, after many useless conversations with people trying to help me with giggles, I manage to find an old woman who gestures for me to follow her to reach the Pu Mat information center. Suddenly, I realize that the twenty-kilometer hike to the waterfall I had read about, as well as a stay with indigenous tribes, is only possible with permission from the police in Vinh, the provincial capital. However, the man advises me to ride to an office at the waterfall to obtain permission for ’the trail.’ I have half an hour before the office closes, so I decide to go there immediately.
The road to it is still under construction, of course. Less than a week after my first time riding a scooter, I am now maneuvering through nothing but loose stones in the mountains between the excavators and road rollers. The residents of the sod huts on both sides are delighted that they are establishing their connection to civilization in the dust clouds. After forty minutes of maneuvering through an episode of Deadliest Roads, I arrive at the waterfall, only to realize that I have just ridden over the former eighteen-kilometer hike with the scooter to a nonexistent office. It won’t be long before it gets dark, and I decide to send a message to a phone number I received to get a normal and clear answer. Apparently, I don’t need permission to go on ’the trail’ that goes even deeper into the jungle. I eventually receive instructions to ride about fifteen kilometers back to a homestay of the Tay people, one of the ethnic minorities in Vietnam.
It’s already getting dark when I drive onto the property. The owner gives me a bed, and we sit down to eat together. I explain that I’ve just been driving for thirteen hours and am totally exhausted. I eat to my heart’s content, and while we eat purple rice with our hands, the five-year-old child of the man sits right in front of me to watch TikTok videos and point to everything in the surroundings that is green.
The peace in my head has not yet returned when the woman from the phone number I received comes running onto the property to hurry me to a musical evening of the local Tay community. She understands that I’ve had a long day, but I absolutely cannot miss a spectacle like this, and an English teacher is really needed to train the local people for future tourists. The company at the table where I sit consists of men and women from all corners of Vietnam; all are professors, except for a gangster who also claims he has seen me before. As I try to process the meaning of that remark, I find out that the crispy plant in my mouth is actually frog meat. It tastes excellent, and I alternate it with some tasty edible bamboo. Not much later, the speakers turn on, and a dance show begins with six beautifully dressed women. It doesn’t take long for the performance to turn into an interactive drinking game, and, of course, I am also chosen to start a traditional dance with these women to the accompaniment of loud cheers from the audience. A large fire is started, and we all run around it in ecstasy. Even while dancing, I can’t stop yawning, and I leave through the pitch-dark village to my accommodation to go to sleep.
Leuke Lennart wat tof geschreven en fijn om je beleving indirect zo mee te mogen maken..
Heb vandaag al je avonturen doorgelezen. Ben zelf nooit in zuid Oost Azië geweest maar heb me er door jou in gewaand.
Dankjewel en super tof hoe je deze levensstijl eigen probeerde te maken.